vaderlandsche geschiedenis volgde. 1 Juli 1820 promoveerde hij op proefschrift De actione exercitoria (L.B. 1820). Hij vestigde zich als advocaat in Amsterdam; 16 Nov. 1824 werd hij benoemd tot plaatsvervangend vrederechter in het derde kanton, 19 Juni 1826 als zoodanig in de vierde en vijfde kantons; hij werd 18 Juli 1821 plaatsvervangend en 20 Juni 1832 effectief lid der rechtbank van eersten aanleg; 1 Oct. 1838 ging hij als zoodanig naar de arrondissements-rechtbank over. Hij verliet evenwel de magistratuur voor de politiek. In 1845 werd hij verkozen tot lid van het kiezerscollege van Amsterdam; 7 Juni 1848 benoemde de raad van Amsterdam hem tot lid der Staten van Noord-Holland, die hem 9 Sept. d.a.v. afvaardigden naar de Dubbele Tweede Kamer voor de grondwetscherziening. Daarna werd hij tot lid der gewone Tweede Kamer verkozen, waarin hij tot Maart 1852 zitting had. Daar deed hij zich kennen als een vooruitstrevend, maar zelfstandig liberaal, zoodat hij het dan ook niet steeds met de regeering en de meerderheid vinden kon; door zijn groote kennis van zaken en helderen betoogtrant had hij grooten invloed. 26 Maart 1852 werd hij benoemd tot raadsheer in het Provinciaal Gerechtshof van Noord-Holland; hij moest toen als lid der Kamer aftreden en stelde zich niet herkiesbaar; raadsheer is hij tot zijn dood gebleven. Van Hasselt verrichtte veel maatschappelijken arbeid; veel deed hij door woord en geschrift voor de droogmaking der Haarlemmermeer en de watervoorziening van Amsterdam. In verband met het eerste staat zijn bezorging van de dertiende uitgave van Leeghwater's Haarlemmermeerbock (Amst. 1838); in de inleiding geeft hij een breede schets van Leeghwater en zijn werk. Van Hasselt is bekend gebleven door zijn uitgave van de
Verzameling van wetten en besluiten, voorkomende in het Staatsblad (Amst. 1839-44, 9 dln. met reg., dl. 10 en 11), van De Nederlandsche wetgeving op de scheepvaart of verzamcling van wetten, besluiten enz. de scheepvaart betreffende (Amst. 1842, 3 dln.); Verordeningen op het lager onderwijs.... Met een alphabetisch register (Amst. 1842); Verordeningen op het lager onderwijs voor de provinciën Holland in het algemeen en voor de stad Amsterdam in het bijzonder (Amst. 1842); De Nederlandsche wetboeken met aanteekeningen (s Grav. en Amst. 1843, 4 dln. en nalezing); Grondwet van het koningrijk der Nederlanden, volgens de wijzigingen in 1840 daarin gebragt, met de wetten en besluiten, die wijzigingen betreffende (Amst. 1848); Wetten en besluiten betrekkelijk den adel in het koningrijk der Nederlanden (Amst. 1848); Wet tot regeling der jagt en visscherij. Met een uitvoerig alphabetisch register (Amst. 1853); Verzameling van Nederlandsche staatsregelingen en grondwetten (Amst. 1853, meerm. herdr.); Wet houdende bepalingen omtrent de huishouding en tucht op de koopvaardijschepen... (Amst. 1856); Wet van 13 Juni 1857 tot regeling der jagt en visscherij.... (Amst. 1857); Wet van 13 Aug. 1857 tot regeling van het lager onderwijs... (Amst. 1857). Bekend is ook van Hasselt's werkzaamheid als secretaris der Nederlandsche commissie voor de tentoonstelling te Parijs in 1855, waarvan hij ook de verslagen opstelde. Voortdurend heeft hij zich bezig gehouden met historische en genealogische studiën; zeer veel heeft hij in verschillende tijdschriften geschreven, zoo jaren lang onder allerlei initialen in den
Navorscher; nog was hij van 1839 tot 1845 een trouw medewerker van De Gids, waarin hij veel boekaankondigingen plaatste.
Hij was 27 April 1826 gehuwd met Johanna