[Haren, Diederik van]
HAREN (Diederik van), geb. te Haren (bij Megen en niet bij Oisterwijk, zooals Schutjes beweert in zijn Geschicdenis van het Bisdom van 's Hertogenbosch IV, 9; want in 't doodenboek der abdij staat aangeteekend ‘Theodoricus de Haren alias de Apelteren’ (dat juist aan de overzijde van de Maas ligt), overl. in de abdij van Tongerloo 19 Mei 1447. Ongeveer 27 jaren had hij zijn voorganger Jan van Sichem als proost ter zijde gestaan, toen hij eenige dagen voor diens dood als coadjutor werd aangewezen. Eenige dagen later 27 Juli 1428 werd de vorige stemming bekrachtigd en van Haren tot 27sten abt van Tongerloo gekozen. Hij deed veel voor de verfraaiing van de abdij en van de kerken door haar bediend. Ook kocht hij verschillende perceelen land en weide bij ten bate der abdij, vooral in Noord-Brabant. We vinden hem 20 Dec. 1431 tegenwoordig bij een vredesverdrag tusschen Philips den Goede en de stad Luik; hij woonde geregeld de landdagen bij en getroostte zich meermalen zware geldelijke offers voor vorst en land.
Niet alleen in stoffelijke zaken, ook voor het geestelijk heil zijner orde was v. Haren steeds werkzaam. Hij woonde geregeld de algemeene en bijzondere kapittels zijner orde bij en handhaafde krachtdadig al de middelen ter bewaring van orde en tucht.
In 1436 werd zijn leven met een aanslag bedreigd door een zekeren Jan de Grote, die de abdij door plundering en brandstichting reeds veel schade berokkend had. In Aug. van het volgend jaar wist Olivier van Wezenmaal de Grote te verzoenen.