[Hamer, Ferdinandus Hubertus]
HAMER (Ferdinandus Hubertus), geb. te Nijmegen 25 Aug. 1840, overl. te Ho-K'oe 25 Juli 1900. Hij volbracht zijne studiën op de seminaries te Culemborg en Rijsenburg en werd 10 Aug. 1864 te Utrecht priester gewijd. Spoedig daarop trad hij in de Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria te Scheut bij Brussel en legde daar 15 Aug. 1865 zijne geloften af. Reeds 19 Sept. d.a.v. vertrok hij als missionaris maar Mongolië. In Juli 1878 werd hij benoemd tot apostolisch vicaris van Kan-Soe en tot bisschop van Tremithe. Hij ontving de bisschopswijding te Si-wan-Tse 27 Oct. 1878. In 1889 werd hij overgeplaatst naar het vicariaat van Ortos in Zuid-West-Mongolië. Tot herstel van zijne gezondheid ging hij in 1890 naar zijn vaderland terug. Na een verblijf alhier van enkele maanden, keerde hij naar zijn vicariaat terug. In den Boksersopstand van 1900 viel hij als slachtoffer. Hij werd gevangen genomen te Eul-seu-King-ti in de kerk. Aanstonds sneed men hem de vingers zijner rechterhand af, handen en voeten werden aan elkander gebonden, om hem zoo aan den stok te dragen. Na vele martelingen doorstaan te hebben, werd hij onder groote mishandelingen naar Moatai vervoerd en vandaar naar To-Ach'eng en Ho-K'oe, waar hij den marteldood stierf.
Hem komt de eer toe medestichter te zijn van het groote missiewerk in Mongolië.
Te zijner eere en nagedachtenis werd in de kapel van het seminarie te Rijsenburg een gedenkteeken en te Nijmegen een standbeeld opgericht, waarvan de onthulling met groote plechtigheid 28 Sept. 1902 plaats had, en waarbij Dr. H. Schaepman de onthullingsrede uitsprak.
Zie: Het Katholieke Nederland 1813-1913, II, 321 vlg.; De onthulling van het standbeeld voor Mgr. Hamer en Gezellen met een Levensbeschrijving (Nijm. 1902); Schaepman, Menschen en Boeken V, 180, vlg, 185 vlg.
van der Heijden