[Halewijn, Mr. Simon van]
HALEWIJN (Mr. Simon van), heer van Abbenbroek, geb. te Dordrecht 4 Jan. 1654, overl. in Suriname na 1702, was de jongste zoon van Alewijn van Halewijn en Arnoudina van Beaumont (zie boven). Hij studeerde te Harderwijk en promoveerde aldaar in de Rechten in 1675. In 1685 was hij oudraad en schepen van Dordrecht, in 1691 burgemeester, in 1686 werd hij gedeputeerde ter Statenvergadering, in de jaren 1689-91 lid van den Raad van State. Tevens was hij rentmeester van de kerke- en capittels-goederen te Dordrecht. Evenals zijn broeder Mr. Cornelis (kol. 705) deelde hij eerst in de gunst van prins Willem III en bevorderde hij diens belangen met al zijn vermogen. Nadat de prins koning van Engeland was geworden, verflauwde zijn ijver, en veroorloofde hij zich in 1693 geheime onderhandelingen met de Fransche ministers. Deswege werd hij in een proces gewikkeld, waarbij hij verklaarde niets ondernomen te hebben, dat misdadig was. Hij had met eerlijke middelen willen medewerken tot een algemeenen vrede. Hij wilde liever sterven dan zien, dat het bevorderen van den vrede door eerlijke middelen voor een misdaad werd aangezien. Terwijl hij op de Gevangenpoort te 's Gravenhage gevangen zat, deden zijn moeder en zijn zusters bij requesten herhaalde pogingen, om haar zoon en broeder te redden, maar slaagden daarin niet. Bij vonnis van 31 Juli 1693 werd hij schuldig bevonden aan landverraad en veroordeeld tot levenslange gevangenschap met verbeurdverklaring zijner goederen. De prins vond de straf te licht, maar drong niet op verzwaring aan. Naar Loevestein overgebracht, wist hij in 1696 van daar te ontsnappen. De wijze, waarop hij daarin slaagde, wordt verschillend verhaald. Hij wist naar Suriname te vluchten, waar hij ‘colonier’ werd. Het Hof van Holland
zette een som van f 3000 op zijn ontdekking. In 1702 vroeg hij per request aan de Staten van Holland een sauvegarde, om zijn zaak nogmaals te mogen komen verdedigen, wat hem evenwel niet schijnt toegestaan. Het werd in handen van het Hof gesteld om advies 17 Nov. 1702. Wanneer hij stierf, is onbekend.
Hij was in Juni 1681 te Amsterdam gehuwd met Agneta de Witt, dochter van den raadpensionaris, die in 1688 reeds overleed, zonder kinderen na te laten.
Zie: Seer. Res. van Holl. V, 541-557; Sententie