[Haeften, Frans of Françoys van]
HAEFTEN (Frans of Françoys van), heer van Haeften, zoon van Otto van Haeften en Everharda van Malburg, overl. 1573. Hij sloot zich aan bij het Verbond der Edelen. Hij woonde de bijeenkomst der edelen te St. Truyen bij (Juli 1566) en men vindt zijne onderteekening op een stuk, dat als antwoord dezer vergadering diende op een verzoekschrift van de kooplieden en het volk, tot de edelen gericht. Hij behoorde tot de 12 personen, die uit St. Truyen naar de Landvoogdes werden afgevaardigd. Na den beeldenstorm teekende hij de overeenkomst met de Landvoogdes, waarbij het verbond als opgeheven werd beschouwd (25 Aug.). Hij legde 1567 den eed van getrouwheid aan den koning af, na oproeping voor eene commissie uit de Gerechtshoven.
Hij werd echter door Alva ingedaagd en bij verstek tot verbanning veroordeeld. Hij was gehuwd met Katharina van den Boetzelaer, vrouwe van Praat en liet geen kinderen na.
Zie: Pontanus, Historia Gelriae IX, 645; Sententiën van Alva (Amsterd. 1735) 37, 121; Hopperus, Recueil des Troubles in Hoynck van Papendrecht, Analecta Belgica (Hagae 1743) II, p. II, 4, 102 (hij wordt daar verkeerdelijk F. de Haestert genoemd); te Water, Historie van het Verbond der Edelen (Middelb. 1776) II, 435; IV, 439; d'Yvoy van Mijdrecht, Verbond en Smeekschrift der Edelen (Utrecht 1834), 53; Groen van Prinsterer, Archives de la maison d'Orange- Nassau II, 161.
Haak