Hield dit antwoord de waarheid in, tevens was het een sein voor het in 't scheepsruim verborgen krijgsvolk, dat inderdaad oprees, de wacht overweldigde en vervolgens door de Egmondschgezinde burgerij met toejuichingen ontvangen werd. Toen men gezamenlijk de slotbrug had neergelaten, nam dat deel van de bezetting, dat van een rooftocht was achtergelaten op het slot, ijlings de vlucht.
Een klein verschil bestaat er betreffende den datum der welgeslaagde onderneming. Terwijl b.v. Gedenkw. v. Geld. VI, CXXXIV, 27 of 28 Mei opgeeft, vinden we in de Beschrijving der stad Bommel door een ‘Gelders regtsgeleerde’ (J.J.v. Hasselt) (Arnhem 1763) 173-174 althans van 't vermoedelijk toch onmiddellijk gevolgde aftrekken van de bezetting van het slot: 28 Juni op Hemelvaartsavond. Hiermede komt overeen het Kronijkie van 's Hertogenbosch (Belg. Museum III, 91), dat verder het gebeurde wijt aan het ‘quave toesien van den capitevn aldair, bij naem Willem die Joode, die een Geldersman was’ (en er later, blijkens v.d. Bergh, Corresp. de Marg. d' Autriche I 307 door de landvoogdes voor ter verantwoording geroepen werd).
Is de zaak werkelijk op of omstreeks Hemelvaartsdag geschied, dan zouden juist niet diegenen, welke dezen noemen, gelijk hebben, maar veeleer het Geldersche Oorkondenboek, daar Paschen, in het jaar 1511, op 20 April viel.
Dirk v.H. als ambtman in Bommeler- en Tielerwaard, moest blijkens een brief van 30 Sept. 1513 (evenals Christ. v. Meurs, bevelhebber te Z. Bommel) aldaar de die stad daarin toegekende voorrechten helpen handhaven (vgl. III, 850) Vier jaar later, 19 April 1517, verpandde de hertog hem, nog steeds ambtman, voor 400 g. guldens, een uiterwaard in de Waal tusschen Gameren en Nieuwaal, met de visscherij enz.
Hij behoorde ook tot degenen, die de nieuwe hertogin, Elisabeth v. Brunswijk, moesten inhalen, tot wier bruiloft hij als zijn aandeel een vastgesteld aantal kapoenen, pauwen, zwanen en veldhoenders te leveren had. En als de ingezetenen van Gameren den hertog verzoeken hun dijk in gemeen bezit te hebben (onverdeeld tusschen de geërfden), dan is 't op voorspraak van hun dagelijkschen heer, den ambtman, dat die bede vervuld wordt (19 Febr. 1520). 16 Mei 1521 bekende hertog Karel hem, zoo wegens de bewaring van het blokhuis te Bommel als uit anderen hoofde 1000 gulden schuldig te zijn. Doch ook met dezen trouwen dienaar blijkt de hertog in onmin te zijn geraakt, wat voor den eerste het verlies meebrengt van het huis en de dagelijksche heerlijkheid v. Gameren, 22 Juni 1534 ziet Dirk, met den vorst verzoend, zich weer hersteld in het bezit hiervan. Niet lang schijnt hij evenwel meer geleefd te hebben, zeker in 1539 was hij dood. In 1504 gehuwd met Agnes v. Broeckhuisen, vrouwe v. Calbeek (nog levend in 1521) (dochter v. Reinier en Ermgard v. Groesbeek, vr. v. Calbeek) en (kinderlooze) weduwe van den in 1500 door zijn dienaar vermoorden Johan v. Voorst en Keppel, kregen Dirk en Agnes zes (?) kinderen, t.w. 1o. Albert, ofschoon niet overal als zoodanig vermeld, gehuwd met Catharina op den Berge (dr. v. Johan en Sandrina v. Eyl), die hertrouwde met Johan v. Raesfelt; 2o. Alard of Alert, zie art.; 3o. Walravia (Walrave, Walravina), echtgenoote v. Frederik (Johan?) v. Rechteren v. Voorst, overl. tusschen 20 Sept. 1532, datum waarop hij,
heer v. Dorenweerd, zijne vrouw aan deze heerlijkheid tuchtte (Geld.