[Grau, Abraham de]
GRAU (Abraham de), Gravius, zoon van Samuel Petri de G., predikant te Wijckel en te Wanswerd, en Titia Alberti, geb. te Wanswerd 14 Aug. 1632, overl. te Franeker 8 Sept. 1683. Werd 30 Apr. 1651 student te Franeker, 24 Aug. 1654 te Groningen, in de Theologie en de Philosophie. 1657 volgde hij Fullenius, die overleden was, als prof. in de Wiskunde te Franeker op, en hield 6 Juni zijn inaug. Oratio de usu et praestantia Matheseos. 19 Sept. werd hij honoris causa Dr. in de Philosophie.
Hij was tweemalen gehuwd: eerst met Rixtia Doenga, weduwe van Dominicus Hottinga, daarna met Elisabeth Gisia. Hij schreef: Historia Philosophica (Franeq. 1647. herdr. ald. 1673); Specimina Philosophica veteris, in qua novae quaedam ostenduntur (Faneq. 1672).
Zie: Vriemoet, Athen. Frisiac. 472-479; Saxe, Onomast. VI, 580; Ekama, Oratio de Frisia ingen. mathem. inprim. fertili, 25; Boeles, Friesl. Hoogeschool II, i.v.; Album Studios. Acad. Groning. 71.
Molhuysen