mannenhuis te Haarlem besteed. Hij was 7 Juni 1826 hertrouwd met S.J. Galama.
Onder zijne vertalingen munten uit: Atheensche brieven uit het Eng. (Leeuwarden 1822-24, 4 dln.); Küffner, Artemidorus in het Romeinsche rijk (Leeuw. 1825-28, 4 dln.); Heeren, Gevolgen der kruistogten; Roscoe, Laurens de Medicis en zijn tijd (Leeuw. 1830); H. Luden, Hugo de Groot, uit zijn lotgevallen en schriften (Leeuw. 1830). Oorspronkelijk zijn: Clio, Een historisch allerlei (Leeuw. 1820-21, 2 dln.); Goed en kwaad uit vroegere en latere dagen (Leeuw. 1827). Ook vertaalde hij vele tooneelstukken, daartoe gedreven door den lust, dien hij zelf voor het tooneel had; te Leeuwarden trad hij dikwijls bij een liefhebberij-gezelschap als acteur op.
Zie: Frederiks en van den Branden, Biogr. Woordenboek 288.
Molhuysen