Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 664]
| |
stadsschouwburg, waaraan een der andere zonen acteur was. Hij werd voor het tooneel bestemd, maar eene hevige pokziekte, die eenige heeschheid in de spraak achterliet, deed dit plan in duigen vallen. Toch bleef hij aan den schouwburg verbonden en werd als 15-jarige knaap geplaatst in den boekhandel van Cramer, die in de wandeling ‘de tooneel-boekverkooper’ genoemd werd en voor wien hij tekstboekjes aan den schouwburg verkocht. Op een avond geraakte hij onder het gehoor van da Costa, die een bijbellezing hield. Dit gaf bij hem den stoot tot een nieuw geestelijk leven. Da Costa verloor hem niet uit het oog, stelde zich telkens met hem in aanraking en trachtte zijn tijdelijk en geestelijk welzijn te behartigen. Door diens toedoen en hulp vestigde hij 3 Nov. 1833 een christelijken boekhandel in de Papestraat te 's Gravenhage. Hij werd tevens uitgever en de geschriften en boeken, die hij op de boekenmarkt bracht, vonden zulk een aftrek, dat zijn zaak in 1841 vergroot werd en verplaatst naar de Vlamingstraat. Toen de Afscheiding zich baan brak in ons vaderland, voegde hij zich bij de Separatisten en vergaderde met hen o.a. ten huize van Mr. van Hall op de Veerkade, en later in de werkplaats van R.B. Beeuwkes. Toen een gemeente werd gevormd, koos men hem tot ouderling en hij ging gedurende zeven jaar haar elken Zondag tweemaal voor in prediking en gebed zonder daarvoor eenige stoffelijke belooning te begeeren of te ontvangen. Vele van de eerste afgescheiden predikanten, zooals H. de Cock, T. de Haan, Schaap, Bömke, Ledeboer, H. Wiersma, H.H. Middel, S.O. Los, Nentjes, D. Verhey herbergde hij onder zijn gastvrij dak. Door de beroeping en overkomst van Ds. H. Joffers van Uithuizermeeden als leeraar der gemeente werd hem de wekelijksche taak der prediking van de schouders genomen. Toch ging hij voort de gemeente als ouderling te dienen. Vele malen heeft hij gesproken in de Chr. Geref. gemeenten te Leiden (Heerengracht), Haarlem (Klein Heiligland), Doorn, Hoofddorp en andere plaatsen. Van de Scheveningsche gemeente mag hij een vader worden genoemd. Drie jaren lang was hij daar Zondag op Zondag werkzaam, totdat ook deze gemeente zich zoozeer uitbreidde, dat zij aan een eigen leeraar behoefte had. Hij trad er het laatst op in Augustus 1888. In de geschriften van Calvijn, Owen, Perkins en Durham was hij bijzonder thuis. Hij is driemaal gehuwd geweest. Na zijn dood bezorgde Ds. G. de Braal te Dinteloord een twintigtal zijner nagelaten toespraken, voorzien van een levensschets en een portret onder den titel Gedachtenis ('s Gravenhage 1889). Wumkes |
|