[Gebhard, Jan]
GEBHARD (Jan), geb. 8 Febr. 1592 te Schwartzhorn in de Paltz, overl. te Groningen 3 Oct. 1632, zoon van een predikant, studeerde in de theologie en letteren te Heidelberg, o.a. onder Janus Gruter, ging 1621 naar Marburg, later naar Kassel, Bückeburg, Rostock en kwam, na ook een tijd in Zweden en Holland te hebben rondgezworven, weder te Rostock terug, waar hij 1627 professor Eloquentiae werd. In 1628 werd hij, op aanbeveling van H. Alting, te Groningen benoemd tot prof. in de Geschiedenis en het Grieksch, als opvolger van Ubbo Emmius, welk ambt hij 14 Juli 1628 aanvaardde.
Hij huwde 10 Mei 1629 Margaretha Schuring, wed. N. Barlinckhoff, die het volgend jaar reeds overleed. Op het punt van te hertrouwen met Margaretha Albes, dochter van den raadsheer Egbert Albes, overleed hij zelf.
Hij schreef: Variae lectiones et animadversiones in Livium ex tribus codicibus bibliothecae Palatinae erutae (Halle 1612); Crepundiorum sive juvenilium curarum libri tres (Hanov. 1615); Animadversiones in Catullum, Tibullum, Propertium (Hanov. 1616); Antiquarum lectionum libri duo (Marp. 1617); Exilium, sive carminum in exilio scriptorum libri duo (Amst. 1628); Oratio panegyrica, qua victoria de Tillio et exercitu pontificio ad