Altsächsische Laut- und Flexionslehre (Haarlem 1878), later vervangen door een vollediger Altsächsische Grammatik. 1e Hälfte. Laut- und Flexionslehre (Halle-Leiden 1891, waarvan een 2e druk nog in het laatst van zijn leven wel door hem bewerkt, maar ten gevolge van zijn overlijden door Joh. Lochner te Göttingen van een inleiding en register voorzien en uitgegeven werd, 1910); Gutiska I. Lijst van Gotische woorden, wier geslacht of buiging naar analogie van andere Gotische woorden of van het Oudgermaansch wordt opgegeven (Utrecht 1880), II. De adjectieven in het Gotisch en hunne suffixen (Utrecht 1882); Altsächsische Sprachdenkmäler. Text. Facsimilesammlung (Leiden 1895), een vooral om de photographische reproducties van oudsaksische hdss. zeer verdienstelijk werk; Vorstudien zu einem altniederdeutschen Wörterbuche (Leiden 1903). Wanneer Gallée in hoofdzaak het Oudsaksisch grammaticaal en lexicologisch heeft bewerkt, is dit zeker mede te verklaren uit zijn voorliefde voor de streek, waar hij geboren was, de door een bevolking van saksischen stam bewoonde Graafschap. Stellig houdt hiermede verband zijn beoefening van de volkskunde, waarbij hij door de bestudeering van de kleederdrachten, sieraden en boerenwoningen naast het onderzoek der volkstaal tot betere kennis trachtte te komen van de volksstammen, waaruit het Nederl. volk samengesteld is. Tot zijn hierop betrekking hebbende geschriften behooren: Woordenboek van het Geldersch- Overijselsch dialect ('s Gravenh. 1896); tal van artikelen in de Driemaandel. Bladen I-VI (1902 v.v.); bijdragen in de Nomina Geographica Neerlandica dl. II en III; Het
Boerenhuis in Nederland en zijne bewoners. Atlas (Utrecht 1907), Text (uitgeg. met medewerking van J.G.J. van den Bosch, J. te Winkel en L. Bolk, ald. 1908). Van dit laatste werk heeft Gallée de uitgave niet meer beleefd. De genoemde Driemaandel. Bladen worden uitgegeven door de ‘Vereeniging tot onderzoek van taal en volksleven in het Oosten van Nederland’, door Gallée met G.J. Klokman in 1901 opgericht. Een ander bewijs van zijn organiseeringslust is de tentoonstelling van kleederdrachten en sieraden in 1898. In artikelen in de Ned. Spectator van 24 Dec. 1903 en 2 Jan. 1904 ijverde hij voor de totstandkoming van een museum voor Nederl. volkskunde. Trachtte Gallée zoo een stoot te geven tot de beoefening van de ten onzent zoo schromelijk verwaarloosde wetenschap der volkskunde. hetzelfde heeft hij zeker niet zonder succes gedaan ten opzichte van de studie der phonetiek, waarbij hij de nieuwe wegen, ingeslagen door mannen als de abbé Rousselot in Frankrijk, met voorliefde betrad. In samenwerking met zijn collega Dr. H. Zwaardemaker wijdde hij zich aan het experimenteele onderzoek der spraakklanken. Een volledige lijst van Gallée's geschriften is te vinden in Levensber. Letterk. 1908, 88 v.v.
Gallée was sinds 1873 gehuwd met Mej. W. Geertsema, uit welk huwelijk een dochter geboren is.
Zie verder: J.C. Vollgraff in bovengen. Levensberichten, 67 v.v.; J.W. Muller in Tijdschr. Aardrijksk. Gen. 1908, 357 en K. Later in Driemaand. Bladen 1908, 1.
Later