[Freijtag, Johannes]
FREIJTAG (Johannes), zoon van Steven F. en Catharina Donneberg, geb. te Wesel 30 Oct. 1581, overl. 8 Febr. 1641 te Groningen; hij studeerde te Helmstadt en te Rostock, en werd 1604 te Helmstadt eerst tot buitengewoon, daarna tot gewoon hoogleeraar in de geneeskunde benoemd, waar hij ook promoveerde, 1608; kort daarop werd hij lijfarts van den hertog van Brunswijk-Lunenburg, te Osnabrück, later van den bisschop van Osnabrück. In 1631 benoemde de Groninger hoogeschool hem tot prof. in de geneeskunde, als opvolger van Mulerius (II kol. 952). Hij was Rector 1632-33 en 1639-40.
F. was 1608 gehuwd met Geertruida Valkenburg, dochter van Rudolf V., raad en thresorier van het bisdom Osnabrück, uit welk huwelijk 9 kinderen, waarvan 2 zoons en drie dochters hem overleefden.
Hij schreef: Poemata Juvenilia (Francof. 1616); Noctes Medicae; sive de abusu Medicinae tractatus (Francof. 1616); De sanitatis et morborum natura dissertatio perspicua (Francof. 1616); Aurora Medicorum Galeno-Chimicorum; seu de recta purgandi methodo, e priscae sapientiae decretis postliminio in lucem reducta (Francof. 1630); Disputatio medica de morbis substantiae et cognatis quaestionibus, contra hujus temporis Novatores et Paradoxologos (Gron. 1632); Disputatio medica Calidi innati essentiam, juxta veteris Medicinae et Philosophiae decreta, explicans; opposita Neotericorum et Novatorum paradoxis (Gron. 1632); De opii natura et medicamentis opiatis, ad omnes totius corporis affectus probatissimis, et recta, rationali, hactenusque inexplicata iis utendi methodo, liber singularis (Gron. 1632; Lipsiae 1635); Consilium in Catarrho calido. Et morbi