[Franken, Joannes]
FRANKEN (Joannes). Hij was Rotterdammer van geboorte en stond den 24en Oct. 1764 als kapelaan in ‘de Posthoorn’ te Amsterdam. Den 31en Mei 1771 werd hij pastoor van Diemen en Overdiemen, alwaar hij eene nieuwe pastorie bouwde. Den 29en Oct. 1781 werd hij coadjutor van den aartspriester van de Capelle met recht van opvolging. Den 31en Dec. 1783 werd hij pastoor van de Statie ‘Het Hert’ aan den Oude Zijds Achterburgwal op den hoek van de Heintje Hoeksteeg te Amsterdam. In zijne vastenbrieven van 1782 en 1783 werden ‘om de omstandigheden waarin ons lieve vaderland zich alsnog bevindt, deels door den hoogen prijs der levensmiddelen, deels door het gebrek van allerlei soorten van visch en deszelfs duurte’ allerlei verzachtende bepalingen gegeven. Hij stelde vast dat te beginnen den 10en Mei 1782 de kapelaans zich jaarlijks aan een vergelijkend examen zouden onderwerpen; den 21en Oct. 1782 ontving hij volmacht om alle staties te visiteeren zoo van reguliere als saeculiere priesters in hetgeen de zielzorg aangaat en het toedienen der H. Sacramenten. Zijne bemoeiingen om priesters naar de kolonie Suriname uit te zenden, bleven zonder gevolg. Het laatste door hem in zijn copieboek geschreven stuk dagteekent van 29 Jan. 1784. Met den geleerden Stafford stond hij in vriendelijke briefwisseling. Op het laatst zijns levens kreeg hij A.C. Meylink tot coadjutor. Hij zelf overleed als coadjutor den 1en Juli 1785 in de kracht zijns levens en werd den 6en in de Oude Kerk te Amsterdam begraven.
Zie: Bijdr. bisdom Haarlem IV, 128-129; XIV, 186, 191; XVII, 71; XXII, 44; XXXIV. 248-250; Archief aartsbisdom Utr. XXXVI, 133, 135, 138, 142, 145, 149, 165, 174; Bissch. Oud-Archief Haarlem.
van der Loos