Ter zelfder tijd verwisselde hij de vroeger door hem onderwezen ontleed- en heelkunde met de practische geneeskunde terwijl hij de Medicina forensis voor zich behield, doch vijf jaren later deed hij ook van het onderwijs in de gynaecologie afstand.
Hij was Juli 1776 gehuwd met Agnes Nieuhoff, die hem vijf dochters en één zoon, den vader van den voorgaande, schonk. Het kabinet van ontleedkundige voorwerpen, dat hij naliet, wordt zeer geroemd. Hij schreef: Dissertatio Academica, quaestiones selectas physiologicas exhibens (Lugd. Bat. 1774); Waarneming wegens eene bijzondere besmetting der kinderziekte, in Genees- Natuuren Huish. Jaarboeken II, St. 6, 1780; Oratio pro legum providentia in homine nondum nato, etiam exstincta matre, servando (Hard. 1788); De veepest, welke zich in het quartier van Nijmegen geopenbaard heeft, onderzogt, en eene geneeswijze tegen dezelve voorgedragen; waarbij gevoegd is, voorbehoud- en geneeskundig advis over dezelve veepest, ingebracht door de geneeskundige faculteit te Harderwijk (Amst. 1798); Kort Verslag nopens den uitslag der ingeënte, vergeleken met de natuurlijke kinderziekte, in Nieuwe Konst- en Letterb. XIV (1800) 193, 194.
Zie: Algem. Konst- en Letterb 1807, I, 273; 1810, II, 289-292, 311-315, 322, 323; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hoogeschool I, 308-311; Bouman, Geschied. der Geld. Hoogesch. II, 353, 366, 394, 443, 453, 498, 629; van der Boon, Gesch. der ontd. in de ontleedk. van den mensch, 148, 201; Album Studios. Acad. Gron. 223.
Molhuysen