[Faille, Jacob Baart de la (1)]
FAILLE (Jacob Baart de la) (1), geb. te 's Gravenhage 20 Juli 1757, overl. te Groningen 1 April 1823; zoon van den geneesheer en lector in de natuurkunde aan de stichting van Renswoude, dr. Jacob B.d.l.F., en Maria Christina de Brueys. Hij promoveerde te Leiden in de Philosophie 5 Mei 1774 op Diss. de Methodo exhaustionis, studeerde eenigen tijd te Utrecht en te Parijs, en volgde 1777 zijn vader op als lector aan genoemde stichting. 1790 werd hij te Groningen tot prof. in de wis- en natuurkunde, als opvolger van Ant. Brugmans (II kol. 263), benoemd, welk ambt hij 25 Sept. 1790 aanvaardde met een Oratio de sperandis rei philosophicae, identidem auctae, incrementis. Hij was Rector 1798/9 en 1818/9; zijn reden, bij het aftreden gehouden, zijn getiteld: Oratio de vero felicitatis sensu en Oratio qua disquiritur quid artes atque disciplinae, cum juventute communicatae, faciant ad salutem communem adjuvandam augendamque. Verder hield hij 1814 bij het 2e eeuwfeest een Oratio de deliciis, quae percipiuntur ex disciplinis mathematico-physicis (in Acta Saec. 1814). Hij gaf verder nog de Verhandeling over de Redekunst van zijn vader uit (den Haag 1778).
Hij was 1792 gehuwd met Johanna Aritia Adriani. Een zoon volgt. Zijn portret is in prent gebracht door C.C. Fuchs.
Zie: Th. van Swinderen, Aanspraak in Almanak Acad. Gron. 1824, 1; dez. in Ann. Acad. Gron. 1822-23; Boeles achter Jonckbloet, Gedenkboek 102; Album Studios. Acad. Groning. 626.
Molhuysen