[Eysinga, Jhr. Frans Julius Johan van (2)]
EYSINGA (Jhr. Frans Julius Johan van (2), geb. te Wommels 31 Dec. 1818, overl. te Leeuwarden 16 Apr. 1901; zoon van Jhr. Idzerd Frans, die volgt, en van Wiskje van Heemstra. Hij studeerde eerst te Franeker, daarna te Utrecht, waar hij in 1841 tot doctor in de rechten promoveerde. Hij was lid en secretaris der Ridderschap van Friesland, werd achtereenvolgens kantonrechter te Rauwerd, rechter in de arr. rechtbank en raads heer in het gerechtshof te Leeuwarden. In 1844 zag hij zich tot lid der Prov. Staten van Friesland gekozen en werd benoemd tot volmacht van het waterschap de Zeven Grietenijen en stad Sloten. In 1850 werd hij afgevaardigde naar de Eerste Kamer der Staten-Generaal, van welk lichaam hij gedurende de jaren 1880 tot 1888 tevens voorzitter was; hij behoorde tot de trouwe volgers van Thorbecke en was in politieke kringen zeer gezien. Lid der Eerste Kamer bleef hij tot 1894.
Hij was gehuwd, eerst te Leeuwarden 8 April 1842 met Johanna Henrietta Reinoudina van Boelens (1820-49), daarna te L. 1 Juni 1853 met Tjallinga Aurelia Wilhelmina Camstra van Welderen barones Rengers (1826-1901). Uit het eerste huwelijk sproten 4 kinderen, waarvan Jhr. Mr. Idzerd Frans van Humalda van Eysinga volgt (kol. 594); uit het tweede huwelijk 6 kinderen.
Zie Jaarb. Ned. Adel III, 83; Nederl. Adelsb. 1913: 298; Eigen Haard, 1895, 329.
Zuidema