[Dijckmeester, Herman Jacob (1)]
DIJCKMEESTER (Herman Jacob) (1), verdienstelijk staatsman, 1 Febr. 1771 te Tiel geb. en 16 Juni 1850 ald. overleden. Zijn ouders waren Mr. Herman D., president-burgemeester van Tiel, en Catharina Petronella van Suchtelen. Na de Latijnsche school zijner geboorteplaats te hebben afgeloopen, studeerde hij te Leiden in de rechten (ingeschr. 2 Apr. 1788) en promoveerde 28 Juni 1793 tot Jur. Utr. Dr., op een Dissertio continens quaedam specimina memorabilia, in quibus homicidium non praesumitur dolo commissum. Hij vestigde zich als advocaat te Nijmegen, keerde echter, door de tijdsomstandigheden daartoe genoopt, weldra naar Tiel terug, waar hem allengs aanzienlijke betrekkingen werden opgedragen. Van 1796-98 was hij lid van het Comité voor de zaken van Marine, en wel commissaris van dat lichaam te Vlissingen. Andermaal naar Tiel teruggekeerd en aldaar de rechtspraktijk hervattend, werd hij in 1802 tot rechter en dijkgraaf van Tiel en Zandwijk benoemd en drie jaar later tot lid der Commissie van landbouw in Gelderland, terwijl hem onder 't bewind van koning Lodewijk tijdelijk nog verschillende andere betrekkingen werden opgedragen. Bij de inlijving van 1810 verloor Mr. H.J. Dijckmeester wel niet zijn post van dijkgraaf, maar wel dien van rechter in Tiel en Zandwijk, in de plaats waarvan hij nu tot rechter van instructie bij de rechtbank van 't arrondissement Tiel werd aangesteld. Bovendien werd hij lid van den Municipalen raad, president van de Kantonsvergadering te Tiel en lid van den Departementalen raad van den Boven-IJsel.
Bij de troonsbeklimming van koning Willem I werd hij weldra tot officier van Justitie bij de rechtbank van eersten aanleg in 't arrondissement Tiel benoemd. Kort daarna zag hij zich gekozen tot lid der Algemeene Vergadering van Notabelen, waarin hij 28 Maart 1814 zijn stem vóór de nieuwe grondwet uitbracht. Het volgend jaar