invoering der fransche wetten (1811) de praktijk vaarwel en wijdde zich geheel aan historische studies. 15 Juni 1824 werd hij tot archivaris der provincie Groningen benoemd. Hij was van 1795 tot zijn dood secretaris der Ommelanden en 1812-1831 rechter-plaatsvervanger. Zijn verzameling Groninger steenen en versteeningen schonk hij kort voor zijn dood aan de gron. universiteit. Hij was correspondeerend lid van het Koninklijk Nederlandsch Instituut, lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde te Leiden en van het Genootschap ter bevordering der Natuurlijke Historie te Groningen.
Ofschoon Driessen vele opstellen gemaakt heeft over de oude staatsgesteldheid van Groningen en omliggende landen, en over de oude vaderlandsche rechten, zooals zijne Verhandelingen kunnen aantoonen, die hij in het Groninger genootschap ‘Pro excolendo jure patrio’, waarvan hij lid was, van 1783 tot 1809 voordroeg, is er niet anders van hem in het licht gegeven, dan: Monumenta Groningana veteri aevi inedita, of Verzameling van onuitgegeven oude Charters en Stukken bctreffende de Provincie Groningen; aanvang nemende met de vroeyste tijden, en eindigende met het laatste van de XIV de Eeuw; met aanmerkingen en afbeeldingen opgehelderd (Gron. 1822-1830, 4 stukken).
Zie: Handel. Letterk., 1832, 9 en het Levensber. door H.O. Feith, in het Bijv. tot de Handel. van 1833; Algem. Konst- en Letterb. 1832, I, 163; Album Studios. Acad. Groning. 228, 490.
Molhuysen