[Doorninck, Mr. Jan Izaák van]
DOORNINCK (Mr. Jan Izaák van), zoon van Damiaen Joan van Doorninck en Petronelle Wilhelmina Lucretia Rauwertz Tichler, geb. te Deventer 27 Maart 1840, gest. te Zwolle 16 Nov. 1889. Hij genoot zijn lager en gymnasiaal onderwijs in zijn vaderstad en werd daar 18 Sept. 1858 als student aan het athenaeum ingeschreven. Reeds 26 Jan. 1859 werd hij te Utrecht als student in de rechten ingeschreven. Hij nam in ruime mate deel aan het corpsleven en behoorde tot de stichters van het studentenweekblad Vox studiosorum, waarvan 4 Mei 1864 het eerste nummer verscheen. 9 Febr. 1866 promoveerde hij bij Vreede op een proefschrift, getiteld De staatkunde der Nederlandsche Republiek van 1697 tot 1795 in betrekking tot het evenwicht van Europa. Na zijn promotie vestigde hij zich als advocaat en procureur in zijn vaderstad, maar hield zich daar vooral met historische studiën bezig; hij bezat de groote bibliotheek en het rijke penningkabinet van zijn grootvader Martinus van Doorninck (II, kol. 403) en vond daar ruimschoots gegevens voor zijn onderzoek. Zoo sprak het bijna van zelf, dat hij zijn oom Jan van Doorninck (zie hiervóór) als provinciaal archivaris opvolgde; 19 Aug. 1869 werd hij als zoodanig benoemd om 1 Nov. d.a.v. in functie te treden. Na de overneming der provincale archieven door het Rijk werd hij in 1880 benoemd tot rijksarchivaris, welk ambt hij tot zijn dood heeft bekleed. Hij huwde 20 Sept. 1866 met Alida Adolphine Anspach, die hem overleefde.
Van Doorninck is vooral bekend gebleven als de auteur van de Bibliotheek van Nederlandsche anonymen en pseudonymen ('s Grav. en Utr., 1866-70, 2 dln), herdrukt als Vermomde en naamlooze schrijvers opgespoord op het gebied der Nederlandsche en Vlaamsche letteren (Leiden, 1881-85, 2 dln.), dat nog altijd nuttige diensten blijft bewijzen. Voor het overige bleef zijn wetenschappelijke arbeid in hoofdzaak tot de geschiedenis van Overijsel beperkt. Hij zette het werk van zijn oom aan het provinciaal archief rechtstreeks voort en publiceerde het Tijdrekenkundig register op het oud provinciaal archief van Overijssel, 1496-1538 (Zwolle, 1872; met aanhangsel 1874, en bladwijzer, 1875). Ook voltooide hij een ander werk van zijn oom, waarmede deze nog nauwelijks een aanvang had gemaakt, Geslachtkundige aanteekeningen ten aanzien van de gecommitteerden ten landdage van Overijssel sedert 1610 tot 1794, met eenige berigten omtrent de voormalige havezathen in dat gewest (Deventer 1871). Nog gaf hij het advies van zijn oom in zake het recht van Kampen op het Kampereiland uit in zijn Bijdragen VI, 21 vlg. Deze Bijdragen tot de geschiedenis van Overijssel werden door hem met Mr. J. Nanninga Uitterdijk opgericht; samen mochten zij tien deelen (Zwolle, 1874-89) voltooien. In deze Bijdragen heeft van Doorninck zeer veel studiën