[Delden, Frederik van]
DELDEN (Frederik van), te Oldenzaal geb., was waarschijnlijk de zoon van den burgemeester van Oldenzaal, Jacob van Delden. In 1595 werd hij pastoor van Ootmarsum en heeft daar veel vervolging moedig en standvastig doorstaan. Soms moest hij zijn kerk afstaan, de goederen der kerk werden afgenomen, hij zelf eens van het altaar weggesleurd en gevangen gezet. In Dec. 1632 werd hem door de Staten van Overijssel de dienst opgezegd en de afgeleefde grijsaard moest zijn pastorie verlaten en mocht als eenige vergoeding de inkomsten van de vicarie van St. Jan in de kerk van Ootmarsum behouden. Hij overleed 26 Aug. 1636.
Zie: Geerdink, Bijdragen Twenthe 236, 252; Röring, Kerkelijk en Wereldlijk Twente I, 115-116; Archief Aartsb. Utrecht XL, 78, 82; De Katholiek LXVI (1874) 62-80.
Janssen