[Cuperus, Johannes]
CUPERUS (Johannes), geb. te Vollenhoven 9 Febr. 1733, waar zijn vader, Angelus Jacobus, predikant was. Zijne moeder heette Catharina de la Planque. Hij studeerde te Leiden (ingeschr. 8 Mei 1749) en werd 24 Febr. 1755 tot proponent aangenomen. Een jaar daarna werd hij beroepen te Aartswoud, vertrok van daar in 1776 naar Amsterdam, alwaar hij 3 Juli 1790 overleed. Hij was gehuwd te Leiden 17 Mei 1757 met Adriana Johanna van der Keessel, eene hoogst beschaafde en vrome vrouw, die hem vijf kinderen schonk: een zoon, Angelus Jacobus is I kol. 660 behandeld.
Hij schreef: Der Staten Verbodsdag plegtiglijk gevierd op den 15den Februarij 1769 in eene kerkelijke Redevoering over Klaagliederen 3 vs. 37-40 (Leid. 1769); Jesus wandelende beschouwd in het Voorhof. Salomons Jubel Redevoering op het Eerste Eeuwgetijde van het Diaconie-Oude Vrouwen- en Mannenhuis (Amst. 1783).
Zie: Croese, Kerk. Reg. der Predik. te Amst. 370-373; M.C. van Hall, Ter Naged. van Mr. Angel. Jac. Cuperus (Amst. 1831), 5; Visscher en van Langeraad, Prot. Vaderland II, 330.
Molhuysen