[Cramer, Jacob]
CRAMER (Jacob), geb. 24 Dec. 1833 te Rotterdam, gest. 18 Mei 1895 te Utrecht. Op proefschrift De Arianismo, bestrijding van de richting van prof. Hofstede de Groot, werd hij 11 Juni 1858 te Utrecht theol. doctor. Na korten tijd adjunctdirector van het Zendelingshuis te Rotterdam te zijn geweest, was hij achtereenvolgens predik. te O. en N. Wetering, Charlois, Amsterdam; daarna hoogleeraar te Groningen (1876-83) en sinds 1884 te Utrecht. In 1863 begon hij met zijn ambtgenoot G.H. Lamers de uitgave der Bijdragen op het gebied van godgeleerdheid en wijsbegeerte, waarin hij menig stuk van exegetischen en dogmatischen aard plaatste. Na een jaar werd de naam veranderd in Nieuwe bijdragen enz. De moderne theologie vond in hem een geharnasten bestrijder. Hij trad tegen haar op met zijn brochures De illusie der moderne richting (1867, Amsterdam), Het berouw en het ethisch determinisme (Amsterdam, 1868) en verhandelingen in verschillende tijdschriften. In 1871 verscheen zijn Christendom en Humaniteit (Amsterdam), oorspronkelijk de beantwoording eener door het Haagsch Genootschap uitgeschreven prijsvraag. In 1883 zag hij zijne verhandeling over Alexander Vinet door het genoemde Genootschap bekroond; vertaald in 1884 door Th. Secrétan. Voor de ethische zijde van den godsdienst had hij een warm hart en opende hij veler oog.
Ten opzichte van het brandende vraagstuk der (Ned. Herv.) kerk liet hij zich niet onbetuigd. Waarheen nu? (Amsterdam, 1878) vroeg hij aan allen die recht en waarheid liefhebben in de Ned. Herv.-kerk, terwijl hij het volgende jaar een woord van bemoediging in den kerkelijken strijd het licht deed zien onder den titel Wij gaan vooruit (Amsterdam 1873). In datzelfde jaar verscheen het door hem gestelde Rapport van de Commissie van advies ter zake eener reorganisatie van kerk en kerkbestuur, ingesteld door de Alg. Synode. Ook later heeft hij, vooral in de Stemmen voor waarheid en vrede, zich over dit onderwerp laten hooren.
Met eene redevoering over Kerk en theologie (Groningen, 1876) aanvaardde hij in Groningen, met eene over De symbolische verklaring der evangegetische geschiedenis (Utrecht 1884) te Utrecht het hoogleeraarschap. Van de vruchten zijner studie gaf het Eeuwig Evangelie, door hem en Lamers geredigeerd, en andere tijdschriften blijk. Ook zagen verscheidene zijner Leerredenen het licht.
Hij was gehuwd met Simonia Louise Lagerwerff.
Zie: G.H. Lamers in Levensb. Letterk. 1895, 303, met bibliografie; dez. in Theol. stud. 1895, 314; Utr. Jaarb. 1898, 265; Utr. Stud. Alm. 1896, 273.
Herderscheê