digheden, onder de arme bevolking van Curaçao arbeiden. Vooral aan de negerslaven wijdde hij zijn zorgen. Groote onaangenaamheden, ondervonden van den Augustijner-monnik fray Caysedo y Velasco, brachten hem er toe, zich bij den koning van Spanje te beklagen, die hem door een koninklijk mandaat in 't gelijk stelde. Gesteund door zijn neef, baron J.B. Cloots te Amersfoort, gelukte het hem, een huis voor zich en zijn opvolgers in eigendom te verkrijgen, en grond voor een katholiek kerkhof. Na zes jaar hadden arbeid en klimaat zijn krachten uitgeput.
Zie: Studiën, Tijdschr. voor godsd., wetenschap en letteren LXVIII, 203-11; Sommervogel, Bibl. d.l. Comp. de Jésus II, 1244.
van Miert