benoemd tot amanuensis aan het Rijkskabinet van Oudheden te Leiden. 30 October 1828 promoveerde hij in de letteren op een Commentarius geographicus in Arrianum de expeditione Alexandri Magni (L.B. 1828, 4o.). Maar al spoedig hield zijn speciaal studievak hem geheel bezig: in 1829 gaf hij uit een Verhandeling over het nut der beoefening van de algemeene, dat is oude, middeleeuwsche en hedendaagsche munt- en penningkunde (Leiden, 1829). In 1833 begon hij zijn Tijdschrift voor algemeene munt- en penningkunde uit te geven (Leiden 1833-43), dat op dit gebied den stoot gaf tot tal van onderzoekingen. Na den dood van Reuvens in 1835 werd het penningkabinet van het museum afgescheiden en onder het beheer gesteld van van der Chijs als directeur, die tevens den titel van buitengewoon hoogleeraar verkreeg. Maar zijn grootste verdienste verwierf hij, toen hij in betrekking kwam tot Teyler's Tweede Genootschap. Dit had in het laatst van 1841 een prijsvraag uitgeschreven naar ‘eene zooveel doenlijk volledige, juiste en beredeneerde afbeelding van al de munten onzer voormalige hertogen, graven, heeren en steden, welke in de Nederlanden, in den ruimsten zin des woords, hebben bestaan of zijn geslagen, en wel van de vroegste tijden af tot aan de bevrediging van Gend in het jaar 1576’. Van der Chijs aanvaardde de reuzentaak om een antwoord op deze zeer uitgebreide vraag gereed te maken en in te zenden. Het antwoord werd niet onmiddellijk bekroond, maar 13 Jan. 1844 droeg het genootschap den inzender op het aan te vullen en te verbeteren, waarvoor hem een termijn tot 31 Dec. 1845 werd toegestaan. Van der Chijs gaf aan deze opdracht gehoor en zond binnen den bestemden tijd zijn herziene verhandeling opnieuw in, die 4 Dec.
1846 met goud werd bekroond. Zijn werk is uitgegeven als dl. 26 van de Verhandelingen, uitgegeven door Teyler's Tweede Genootschap, waarin achtereenvolgens zijn beschreven en afgebeeld De munten der voormalige hertogdommmen Braband en Limburg, id. der voormalige graven en hertogen van Gelderland; id. der voormalige heeren en steden van Gelderland; id. der voormalige heeren en steden van Overyssel; id. van Friesland, Groningen en Drenthe (der heeren van Koevorden); id. der voormalige graafschappen Holland en Zeeland, alsmede de heerlijkheden Vianen, Asperen en Heukelom; id. der bisschoppen, van de heerlijkheid en de stad Utrecht; id. der leenen van de voormalige hertogdommen Braband en Limburg; id. der Frankische en Duitsche Nederlandsche vorsten (Haarlem, 1851-66). Van der Chijs heeft aan dat alles veel arbeid, moeite en zorg besteed; zijn werk is ook het standaardwerk over deze materie gebleven. Ook het bovengenoemde penningkabinet wist hij steeds uit te breiden; hij gaf er een beschrijving van in zijn Notice sur le cabinet numismatique de l'université de Leyde (in Revue de la numismatique belge, 3 serie VI).
Van der Chijs was 4 Aug. 1830 gehuwd met Helena Catharina Maas, die hem in 1852 ontviel.
Zie: J.F.G. Meyer in Ned. Spect. 1867, 362 vlg.; Revue num. belge, 1868, 14 vlg.; Levensb. Letterk. 1869, 216 vlg. (met bibliographie).
Brugmans