[Bylandt, Otto van (3)]
BYLANDT (Otto van) (3), (Bilant, Byland, den Bilande), tweede zoon van Otto en Elisabeth de Rode van Heeckeren (zie art. Johan), overl. kort vóór of in 1482 (? 1484) ontmoeten we met zijn jongeren broeder Hendrik (zie aldaar), behalve in de in voorg. art. genoemde gevallen, meermalen. Zoo in 1452, als zij van hun moeder goed krijgen in Aspel en Rees ('t Geld. Leenregister vermeldt 't goed Schopperden, dat Elisabeth in dit jaar op haar zoon Otto transporteerde). Beiden (hoewel Otto aanvankelijk, 1450, nog raad en kamerling van Arnold genoemd werd) zijn raad van hertog Adolf, beiden zijn sterk betrokken in den aanslag tegen diens vader zoowel wat aangaat het beramen als het uitvoeren en in het willen handhaven van de resultaten door zich te verklaren tegen de loslating van den ouden hertog (1470). Zij zijn het, die in Kleef een schikking moeten treffen, maar houden in den oorlog de zijde van Adolf. Doch na dien oorlog worden zij door den hertog van Kleef beleend (1467), bij wien Otto in dat jaar een conferentie bijwoont, zijnde dan maarschalk van Adolf v. Gelre.
Behalve die waardigheid bekleedde hij ook het ambt van drost van Buren en steeds nog in hetzelfde jaar teekende hij het verbond tusschen laatstgenoemden vorst en Ruprecht, aartsbisschop van Keulen. Op het jaar 1470 komt hij voor als hofmeester (Alg. Ned. Familiebl. VIII (1891) 158, ook als drost te Buren (Geld. Leenreg. (1912) 178). Blijkens hetzelfde register werd hij drie jaar later beleend met Tricht. Een kwestie ontstaat er na zijn dood tusschen zijn erfgenamen met Willem van Culenborg ‘wegens een pretentie op Gijsbert en Rutger van Randwijck’. Bij Cunera van Lynden, overleden in of kort vóór 1491 (na hertrouwd te zijn geweest met Willem v. Culenborg, drost van Weerdt), dochter van Gozewijn (Goossen) (overl. in of kort vóór 1455) en van Frederika (Derrica) van Randwijck, met wie Otto in 1457 gehuwd was, kreeg hij, Otto, twee dochters t.w.
1o. Elisabeth (overl. 1495), gehuwd in 1485 met Adolf van Wijlich, heer tot Diersfort, ridder en hofmeester van Kleef, drost van Hoffen, Meer, Bislich en Ringenberg, richter van Hamminckel, overl. in 1521, zoon van Godert en van Jutta van Bilant, dochter van den in of kort vóór 1444 overleden Johan (zie art.). Hun dochter Jutta was sinds 1509 de (tweede) vrouw van Johan v. Raesfeld (1464-1522) en is in 1531 hertrouwd (Navorscher XXX, 111); 2o. Cunera (die volgens v. Spaen als weduwe borg was voor Goossen van Bemmel in 1492), gehuwd met Walraven van Broeckhuyzen en Weerdenburg, heer van Amersoyen of Ammerzoden, overl. 1480 (weduwnaar van Elisabeth Sloysen en zoon van Gerhard, heer v. Broeckhuyzen en Weerdenburg, en van Walrave van Brederode).
Lit.: Lacomblet, Urkundenbuch für die Gesch. des Niederrheins IV, No. 331 en 334; Gen. en Her. Bladen II, 101, 102, 108-109; Alg. Ned. Familiebl. VIII (1891) 158; Ann. des Hist. Vereins für den Niederrhein LVII, 54; G. van Hasselt, Geldersch Maandwerk I, 451, 552.
Kooperberg