zijn eerste reis naar Curaçao en werd in 1747 kapitein. Gevormd in de school van Schrijver, Lijnslager en van Wassenaer, werd hij een der bekwaamste zeeofficieren uit de tweede helft der 18e eeuw en nam met genoemde admiraals meermalen deel aan expedities tegen de Barbarijsche zeeroovers. In 1756 was hij onder van Wassenaer kapitein op de ‘West-Stellingwerff’, in 1768 onder Roemer Vlacq kommandeur op de ‘Thetis.’ In 1775 toen de Republiek meer afdoende maatregelen tegen deze piraten nam en een eskader onder Hartsinck in zee stak, verving van Bylandt Pichot, den opvolger van Hartsinck. Hij was toen schout-bij-nacht. Wel mislukte ten deele een aanval op een paar roofschepen in een baai nabij Tetuan, doch de blokkade der Marokkaansche kust werkte zoo afdoende, dat, kort na het vertrek van v.B. naar het vaderland, de sultan van Marokko met onze natie vrede moest sluiten.
Op aandrang van de W.I. Compagnie en van een aantal bij den handel op West-Indië (die bedreigd scheen) belang hebbende kooplieden, rustte de staat in 1777 een eskader uit, dat onder bevel van v. Bylandt naar de West stevende om de engelsche kapers in toom te houden. Teruggekeerd werd hem in het laatst van 1779 met vijf oorlogsschepen de bescherming van een koopvaardijvloot opgedragen. Uit Texel weggezeild, werd hij 31 Dec. van dat jaar nabij het eiland Wight door den engelschen commodore Fielding aangehouden. Volgens gewoonte en volgens verdragen had deze alleen het recht de papieren der geconvoyeerde schepen aan boord der oorlogsschepen na te gaan. Doch Fielding begon met een onderzoek der koopvaarders zelf, wat van Bylandt niet mocht en wilde toelaten. Een schermutseling ontstond, waarbij v.B., als verre in de minderheid, de vlag moest strijken en de koopvaarders in handen der Engelschen laten. Hij kreeg wel vergunning de vlag weer te hijschen, doch weigerde het konvooi te verlaten, dat hij tot Portsmouth vergezelde, waar hij bericht van het gebeurde zond. Een hevige gisting ontstond in het vaderland bij ontvangst daarvan; men nam hem zijn houding ten hoogste kwalijk en hatelijke pamfletten, zoo tegen hem als tegen den Prins verschenen, waarin men v.B. verweet de opvolger te zijn van geheime bevelen, waardoor het konvooi verloren was gegaan. De Prins nu had mede het gedrag van van B. afgekeurd, zoodat aan dezen niets overbleef dan een beroep op een buitengewonen krijgsraad, die zijn zaak zou onderzoeken. Alzoo geschiedde en na een uitvoerig en omslachtig rechtsgeding gaf de advocaat-fiscaal te kennen, dat v.B. zich op alle punten volkomen had gezuiverd, zich als man van eer had gedragen en in allen deele zijn plicht had gedaan. De geheele krijgsraad
vereenigde zich met dit gevoelen, zoodat v.B. onmiddellijk werd vrijgesproken en in eer en rang werd hersteld.
Toen de Vierde Engelsche oorlog uitbrak, was v.B. in West-Indië. Gingen St. Eustatius, Demerary, Essequebo en Berbice verloren: Curaçao dat onder leiding van van Bylandt behoorlijk werd verdedigd, bleef voor het vaderland behouden. In hetzelfde jaar 1781 naar Holland teruggekeerd, werd hij tot vice-admiraal bevorderd en kreeg opdracht met zijn schepen voor de kust te kruisen of wel de uitzeilende en thuiskomende koopvaarders tegen aanslagen der Engelschen te beveiligen. De jammerlijke toestand, waarin zich destijds onze zeemacht bevond, en de overmacht van schepen aan engelsche zijde beletten evenwel doorgaans zelfs de beveiliging der koopvaardij. Het was daarom dat toentertijd sprake was van samenwer-