[Burmania, Epo Sjuck van]
BURMANIA (Epo Sjuck van), geb. te Kornjum 31 Oct. 1698, gest. 1 Febr. 1775, was omstreeks het midden der achttiende eeuw een der invloedrijkste regenten van Friesland. Hij moet een geleerde opvoeding genoten hebben, want hij beoefende niet alleen de nederlandsche, maar ook de latijnsche poëzie. Tal van ambten of betrekkingen werden door hem bekleed, als ontvangergeneraal van 's lands middelen, luitenant-houtvester van Friesland, lid van Gedeputeerde Staten van Friesland enz. Hij stond in hooge gunst bij prins Willem IV, aan wien hij het te danken had, dat hij in 1738 tot burgemeester van Dokkum gekozen werd. In 1749 was hij een der ontwerpers van het ‘reglement-reformatoir’. Ook na den dood van Willem IV bleef hij bij de gouvernante zijn invloed behouden en werd door haar tot medevoogd over den minderjarigen Willem V benoemd. Zelf aan de regeering gekomen, liet de jonge stadhouder den in dienst van zijn huis vergrijsden regent ter zijde. Van Burmania was tweemaal gehuwd, eerst met Christine van Glinstra, daarna met Romelia Maria van Haersma.
Ook als schrijver is van Burmania opgetreden met een zeer bepaald, politiek doel, n.l. de verdediging der stadhouders. Onder dagteekening van 1 Sept. 1736 schreef hij: Schuite-Praatje ofte Samenspraak tusschen drie heeren met de schuit reisende van Amsterdam na den Haag, welke aan malkander haar geboorte-plaats, sentimenten en liefhebbery ontdekken, en vriendelijk te saamen discoureren over saken van decse tyt. Z.n.v. pl. en v. dr. (Pamflet Knuttel no. 17019). Nog in hetzelfde jaar werd het herdrukt en het volgende jaar vervolgd als: Schuite-Praatje ofte Samenspraak