[Buma, Wiardus Willem]
BUMA (Wiardus Willem), zoon van Bernardus Buma en van Roline Maria Hora Siccama (kol. 342), werd 11 Oct. 1802 te Leeuwarden geb. en overl. aldaar 10 Sept. 1873. Hij werd in 1819 student te Groningen en promoveerde 21 Juni 1823 ald. op een dissertatie de Jure Gratiae. Zich als advocaat te Leeuwarden vestigend, oefende hij hier tot Juli 1831 de praktijk uit. In 1829 werd hij lid der Provinciale Staten en in 1831 der Gedeputeerde Staten van Friesland, wat hij tot 1845 bleef. Bepaaldelijk voor de provinciale waterstaatsbelangen en voor de geldmiddelen der provincie was Buma een verdienstelijk lid van dit college.
In 1842 werd hij tot voorzitter van de provinciale commissie van onderwijs en in 1845 tot curator van het stedelijk gymnasium benoemd. In 1834 door de Provinciale Staten tot lid der Tweede Kamer der Staten-Generaal gekozen, meende hij voor dat lidmaatschap te moeten bedanken. In datzelfde jaar werd hij rechter-plaatsvervanger bij de rechtbank van eersten aanleg, in 1845 raadsheer in het prov. gerechtshof van Friesland en in 1865 president van dat hof.
Buma was lid van verscheiden geleerde genootschappen, als van het Friesch Genootsch. voor Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, van het Utr. Genootsch. van K. en W., van de Maatsch. der Ned. Letterk. te Leiden enz.
Hij was gehuwd met Maria de With, dochter van Jan Minnema de With, notaris te Buitenpost, uit welk huwelijk 12 kinderen, van welke hem 7 overleefden.
Hij schreef: Het regt der hervormde floreenpligtigen ten platten lande in Friesland op de verkiezing van predikanten en op het beheer van de Kerkgoederen, toegeticht en verdedigd door de hervormde Kerkvoogden van den dorpe Weidum in Maart 1842 met een naschrift over art. 15 van het Algemeene Reglement op het bestuur der Nederl. herv. Kerk. 1816 (1849); De onbevoegdheid van de Algemeene synode der Nederlandsche Hervormde Kerk, tot het regelen van het beheer der plaatselijke Kerkgoederen, nader betoogd door de hervormde Kerkvoogden van den dorpe Weidum bij berigt van 4 April 1851, benevens het als bylage daarbij gevoegd arrest van 't Provinciaal Geregthof van Friesland van 15 Januari 1851 over de pastorijgoederen van Eernewoude, Garyp en Suameer (1851); Geschied- en regtskundige nota over de voormalige pastoriegoederen van de dorpen Ysbrechtum, Tjalhuizen en Terns en de grieteny Wijmbritseradeel (1856); Adres aan de Provinciale Staten van Friesland, buitengewoon vergaderd op 2 Mei 1854, ingediend betrekkelijk het Dokkumerdiep (1854); Reclamatie tegen het, ter inzage van belanghebbenden leggen in April 1865 ter secretarie van het Dijksbestuur der contributie van de vijf deelen zeedijken binnendijks tot klassificatie der eigendommen in deze contributie (1868); De regeting der quotisatie en van de kosten van het bestuur der Nederl. Hervormde Kerk die door de Algemcene Synode is voorgenomen, bestreden door de Hervormde Kerkvoogden van dorpe Weidum en hun berigt van 21 December 1863 (1864); Ontwerp Reglement op de administratie d. Kerkelijke fond-