[Buekelius, Johannes of Bueckelius]
BUEKELIUS (Johannes) of Bueckelius, geboren te Helmond, overl. te Brussel als pastoor van ‘Sinte Geuricx-Parochie’, 14 Aug. 1643, studeerde te 's Hertogenbosch en te Leuven en werd na volbrachte studie tot priester gewijd. Hij maakte zich naam als predikant alsook door zijn geleerdheid en welsprekendheid, en was daarbij om zijn vromen levenswandel zeer bekend en bemind. Hij predikte o.a. met veel vrucht en onder grooten toeloop te 's Hertogenbosch, te Aken en te Brussel, in welke laatste stad hij ongeveer 20 jaar pastoor was der parochie van St. Geurick of St. Gangericus. Zijn werken zijn van godsdienstigen aard (echt R.K. devotie-boeken uit de eerste helft der zeventiende eeuw). Hij schreef o.a. De gulde schoole des Vreeds. Voor allen Christenen profytelyck wt die H. Schriftuer ende Oude Leeraers getrocken ('s Hert. 1613); Historien ende Mirakelen gesciet tot Aerlen by Helmont door het aenroepen van ons. L. Vrou ('s Hert. 1614); Het Tabernakel Der Catholycken van loven, dancken en bidden. Met andere schoone Exercitien ('s Hert. 1614); Den schat der Salicheit ('s Hert. 1617); Vernieuwt tabernakel of Devote oefeningen (Antw. z.j.); Den Goddelycken Troost, waarmede een geheel vormt: Een Tractaet van de Meyninghe seer profijtelijck ende oorboor voor alle soorten van menschen (Antw. 1625) (Dit laatste wellicht een zijner beste werken); Den sonnewyser der Deuchden, om op 't corsten te comen tot een goet en volkomen leven (Leuven 1638).
Zie: A. van Gils, Kath. Meyer. Memorieboek 352; Schutjes, Gesch. v.h. Bisd. 's Hert. IV, 134; Hermans, Onomast Lit. 15.
H.N. Ouwerling