tisch met voorliefde vooral de colleges van van Heusde bezocht. IJverig studeerende, legde hij al zijn examens ‘summa cum laude’ af. Doch zijn academietijd was zeer zorgelijk, daar hij na den dood van zijn vader (1828) voor een deel in het onderhoud van diens gezin moest voorzien. Als repetitor gaf hij tal van privaatlessen. Eerst in 1837 werd hij ‘candidaat tot den heiligen dienst’. Zijn leven lang is hij echter repetitor gebleven, ook al omdat hij niet van proefpreeken hield, doch meest omdat hij in zijn nederigheid zichzelf het verheven ambt van predikant onwaardig achtte: hij vreesde het heilig evangelie niet naar eisch te zullen kunnen bedienen. Ofschoon vrijzinnig, bezat hij het vertrouwen der rechtzinnige Utrechtsche professoren, zoodat het hem nimmer aan leerlingen ontbrak. Zoo bleef de Bruyn tot zijn dood als privaat-docent in Utrecht wonen, bemind bij allen die hem kenden. Voor zijn talrijke leerlingen was hij steeds een nauwgezet docent, een vaderlijke vriend.
Naast de theologische studiën trokken hem de vaderlandsche kunst en letteren aan. Boekenliefhebber en boekenkenner als weinigen, bezocht hij gaarne aucties en was hij in al zijn bescheidenheid jaren lang een vraagbank voor velen. Een bijzonderen smaak had hij in de bijbelsche aardrijkskunde, en door zijn beroemd geworden kaart van Palestina heeft hij naam gemaakt tot in het buitenland. Mannen als P.J. Veth te Leiden, K. von Raumer te Erlangen en H. Berghaus te Berlijn schonken aan die kaart hun bijval en prezen haar aan.
De volgende uitgaven zijn van hem afkomstig: Pataestina ex vcteris aevi monumentis et recentiorum observationibus illustrata (1844; 3de dr. 1869), gevolgd door een Bericht over de cartographis van Patestina (1845) en door Brevis notitia de Pataestinae Tabula geographica (1846). Verder een Kabinetbibliotheek der vaderlandsche literatuur 6 dln. (1850-55). Naamloos schreef hij opstellen in het studentenblad De Faam (1834); een Feestwijzer voor het tweede eeuwfeest der Ulrechtsche hoogeschool (1836); Nederduitsche orthographie of Handleiding tot het spoedig aanleeren eener zuivere spelling der Nederduitsche taal (1840); Het feestvierend Antwerpen bij het tweede eeuwfeest van Rubens (1840); Wijk bij Duurstede. Een historische schets, met 2 gravuren, in den Utrechtschen Volksalmanak 1848. (In dezen almanak, jaarg. 1837-69, nog een menigte andere bijdragen van zijne hand). Voorts: De christelijke harp. Stichtelijke poëzij verzameld uit Nederlandsche dichters (1848); Gedichten van Anna Visscher en Maria Tesselschade Visscher (1851); Gids door Noord- Holland op een tochtje van Zaandam naar Alkmaar en van Alkmaar naar den Helder (1852). Eindelijk een Breviarium studiosorum (1871) en Loci classici S. Scripturae ad theol. dogm. selecti (beide zeer geroemd).
Zie: J.H. Scholten in Levenber. Letterk. 1882, 67; Cd. Busken Huet in Eigen Haard 1882, 189 (met portret); dez., Litt. Fant. XVIII, 174, en Utr. Prov. en Sted. Dagbl. van 29 Nov. 1881, 2de Bl.
Zuidema