[Brunesius, Gerardus]
BRUNESIUS (Gerardus), geb. omstreeks 1560. Zijn vader was Jan Bruijns, sedert 1569 schepen van Deventer, een der veertien, die in Febr. 1581 uit den kring der gezworenen werd gezet. In April 1581 werd Gerardus onder de kanunniken van St. Lebuinus opgenomen en deed zijn studies te Keulen, waar hij na het onvangen der H. wijdingen in 1586 en 87 twee godvruchtige werkjes in het licht gaf. In Maart 1607 werd hij aangesteld tot vicaris van den proost Dirk van Gent en Jan. 1616 door den nieuwen proost Bernardus Bentinck in dit ampt bevestigd. Kanunnik Bruijns moet een vroom en geleerd priester zijn geweest, maar leed aan hardhoorigheid. Als priester werd hij zelfs in die dagen te Deventer geduld. Hij overleed aldaar in 1629 of 30.
Vgl. Arch. Aartsb. Utrecht VIII, 102; XIX, 406; Revius, Daventria ill. 688; De Feller, V, 470.
Snelting