ving. Hij bedankte echter hiervoor, doch nam in 1772 een beroep naar Veere aan. In 1803 werd hij met Petrus Janssen, predikant te Bergen op Zoom, wegens Zeeland gecommitteerd tot het bijeenbrengen van een bundel Evangelische Gezangen voor den openbaren Eeredienst der Hervormden.
Bruining was gehuwd met A.H. Binkes en was tot zijn overlijden toe een der meest geliefde leeraars van de Veersche gemeente. Hij bezat groote gaven van hoofd en hart. Beminnaar der gewijde poezij en vlijtig beoefenaar der Nederlandsche taal, gaf hij daarvan bewijs in de Taal- en Dichtkundige Bijdragen (1758-62) en in Proeve van Outheit- Taal- en Dichtkunde door het Genootschap ‘Dulces ante Omnia Musae’ (Utr. 1775), welk genootschap hem, met M. Tydeman, Z.H. Alewijn en A. Kluit, onder zijn oprichters telde, evenals de Maatschappij der Nederl. Letterkunde te Leiden, tot welks oprichting hij ook, met genoemde mannen, als leden van dit genootschap, in 1766 den grond hielp leggen. De Nederlandsche Bibliotheek, die men in 1774 begon uit te geven, had mede aan hem een ijverigen medewerker (anoniem).
Met zijn naam verscheen: De Kerk van Nedertand tot Godverheerlijkend zingen opgewekt (Middelb. 1774), een stukje van slechts 15 bladz., dat vooral dienen moest om hen, die nog aan de oude Psalmberijming hingen, te doen beseffen, hoe hoog de nieuwe berijming boven de oude te stellen was; verder Tweetal Biddags- Leerredenen (Veere 1787); Proeve van Bijbel- en Mengelpoezij (Veere 1792).
Ook leverde hij verscheidene bijdragen tot de Evangelische Gezangen, om nevens het boek der Psalmen bij den Openbaren Godsdienst in de Nederlandsche Hervormde Kerken gebruikl te worden, zijnde Gez. 91, 116, 139, 142, 148 en 180, geheel oorspronkelijk door hem opgesteld.
Verder heeft hij, na het overlijden van Jacobus Ermerins, het laatste stuk van diens Zeeuwsche Oudheden uitgegeven en met een voorbericht voorzien.
Zijn portret, geteekend en gegraveerd door J. Schwartzenbach, wordt met een dichterlijk bijschrift van Jacob Johan Andriesen vermeld in Zelandia Illustrata I, 599.
Zie: Schotel, Kerk. Dordr., II, 374 noot; Biogr. Woordenb, van Nederl. Dichters ten verv. op Witsen Geysbeek; Glasius, Godgel. Nederl.; Visscher en van Langeraad I, 675 en Nagtglas, Levensber. van Zeeuwen I, 85.
Zuidema