Hij was de raadsman en vriend van J. van Neercassel, provicaris van het voormalig aartsbisdom Utrecht en de Oud-bisdommen Deventer en Middelburg. Eenige malen vertrok hij met een zending naar Rome en was zelfs gedurende eenigen tijd professor in de godgeleerdheid, en werd protonotarius apostolicus. Met Jac. de la Torre en Nic. Heynot maakte hij op de ‘Descriptio Status Religionis catholicae in Hollandia’ van 1638. C.A. van Schoonhoven gaf smaadschriften tegen hem uit en zond meermalen aanklachten naar Rome tegen zijn werkjes, welke hij deed verschijnen onder het pseudoniem van Abraham van der Matt, maar nimmer werd hij eenig antwoord waardig geacht. - Hij schreef: Faseiculus myrrhae, dat is een bosseltje van Myrrhe ofte versamelinge van 't lijden van Jesu Christi (Utr. 1677; 1702); Meditatien tot de heylige Communie op alle geboden Feestdagen des jaers ende andere dagen van Devotie (Leyd. 1690, Amst. 1701-09); Meditatien tot de heylige Communie op de Sondagen des Jaers (Amst. 1685, Leiden 1702); Meditatien van de Tegenwoordigheydt Godts (5de dr. Leuv. 1670); Meditatien in den Advent, dienende tot de bereydinge van een christen siele tot de komste onses Salighmaker (5de dr. Leuv. 1670); Jaerlixe Recollectie van de seve daghen tot herstellinghe van de af-gedwaelde siele, verselt met meditatien, gebeden enz. (Utr. 1685). De meeste van deze meditatiën zijn bijeenverzameld uitgegeven te Leiden 1709.
Zijn portret door J. van Wijckersloot in de pastorie der Oud-Katholieke gemeente te Utrecht; een ander door een onbekende bij baron van Wijckersloot, huize Weerdestein bij Doorn. Gravure daarnaar door van Dijck.
Zie: Hist. Episc. II, 90, alwaar ook een afbeelding van hem te vinden is; Historie ofte beschr. v. 't Utrechtsche Bisdom II, 330, 331; Arch. Aartsb. Utr. IX, 272; X, 181, 190-200; XII, 204; XVIII, 187; Bijdr. Haarl. XIII, 189; XXXVI, 249-255.
van der Heyden