[Bredius, Henricus]
BREDIUS (Henricus). Op 2 Nov. 1587 deden de drie Curatoren der Leidsche hoogeschool aan Burgemeesteren van Leiden, welke met hen het curatorium der hoogeschool uitmaakten, het voorstel om Franciscus Bredius, vroeger rector te Breda, daarna te Antwerpen, thans te Emden woonachtig, tot professor in de rhetorica te benoemen. Burgemrn. vroegen zich af, of hij niet geschikter zou zijn voor rector van de triviale school. 22 Apr. 1588 benoemden Curatoren en Burgemn. Henricus Bredius tot buitengewoon prof. in de rhetorica. Het is zeer waarschijnlijk dat ‘Franciscus’ een schrijffout is, of wel, dat de voornaam onjuist was overgebracht. In elk geval zal dezelfde persoon bedoeld zijn. Bij de oprichting van het Staten-Collegie werd hij 3 Mrt. 1592 tot ‘dispensier’ (schaftmeester) benoemd.
Hij bleef daarnaast echter professor. Op het laatst van zijn leven (sedert 1617) werden zijn lessen door Dr. Henricus Delmanhorst (zie dit deel) waargenomen. Hij overleed vóór 9 Febr. 1621.
Zie: Siegenbeek, Gesch. Leidsche Hoogeschool II, T. en B. 73; Schotel, Studentenoproer (1867) 100; Molhuysen, Bronnen Gesch. Leidsche Universiteit I, II reg. i.v.
Molhuysen