[Brand, Simon van Someren]
BRAND (Simon van Someren), geb. te Gorinchem, zoon van Cornelis van Someren Brand, studeerde in de godgeleerdheid te Utrecht en bekleedde achtereenvolgens het predikambt bij de Hervormde gemeenten te Vuren en Dalem, te Maasland, te Maassluis, te Zutphen en eindelijk te Dordrecht van 1797 tot 8 Febr. 1800, toen hij overleed. Hij was een welsprekend man en een uitstekend theoloog. Hij beoefende ook de oudheidkunde en was een liefhebber van taal en letteren. Te Utrecht behoorde hij tot den kring ‘Dulces ante omnia Musae’, later meer bekend geworden door Bellamy en zijn vrienden. Dat hij een zeer geacht man was, bewijzen de rouwzangen, die na zijn dood in het licht werden gegeven door Catharina van Trigt geb. Hofman, H.F. Adams, A.J. de la Faille geb. Brand, Abraham Blussé en W. van der Jagt.
Zijn afbeelding, door P.H. Revelman geteekend, door A. Zurcher gegraveerd, werd met een vierregelig gedicht van P. de Grient Dreux te Zutphen uitgegeven. Een ander, door A. Meulemans is gegraveerd door J.C. Bendorp.
Zie: Schotel, Kerk. Dordr. II, 701-703.
van Dalen