d.a.v. te Londen. Na de restauratie was hij in 1817 en 18 belast met de wederovername onzer bezittingen in Bengalen en aan de kust van Coromandel, alwaar hij het gezag in handen stelde van den Resident, te Chin-Surah, v. Overbeek. Bij de eerste wedersamenstelling van den Raad van Indië in 1819 werd hij tot lid daarvan benoemd; hij stierf echter kort daarna. Hij huwde te Batavia 5 April 1800 Ambrosia Wilhelmina van Rijck (overl. te Batavia 2 Oct. 1864, dochter van Adriaan v.R. en Susanna Ernesteijn; zij hertrouwde 1 Augustus 1821 Jacob Drury, uit Ierland, kapitein ter zee der Britsche marine, overl. te Buitenzorg 1 Maart 1835).
De portretten van v. Br. en zijn echtgenoote zijn in het bezit van den oud-zeeoff. W.H.v. Braam, huize de Kraton te Arnhem.
Zie: P.H.v.d. Kemp, Het Ned. Ind. Bestuur in 1817 (den Haag 1915); id. De teruggave der Ned. Ind. factorijen in Hindostan, krachtens het Londensch tractaat van 13 Aug. 1814 en de Ned. Ind. factorijen in Voor-Indië in den aanvang der 19e eeuw. in Bijdr. K. Inst. v.T.L. en Vk. resp. L. (1899) 247-281 en LIII (1901) 285-500; O.J.A. Collet, L'île de Java sous la domination française (Brux. 1910), index, Daendels, Staat der Ned. O.-I. Bezittingen onder het bestuur van den Gouv. Gen. D. in de jaren 1808-11 ('s Grav. 1814) l, Bijl. 22.
Mulert