[Bosscha, Hendrik]
BOSSCHA (Hendrik) geb. 25 Dec. 1791 te Harderwijk, overl. 13 Sept. 1829 te Amsterdam, was de zoon van den volg. en Helena Scheers. Hij was door zijn vader klaargemaakt voor de academische lessen en ging toen naar het Athenaeum, terwijl hij op 13 Mei 1812 honoris causa werd ingeschreven als student te Leiden. In 1813 promoveerde hij na verdediging van eene Dissertatio inauguralis sistens observationem de vesiculae seminalis sinistrae defectu, integris testibus vase vero deferente sinistro clauso (Leid. 1813). Hij vestigde zich te Amsterdam als geneesh. en vroedmeester en werd in 1814 aangesteld tot stadsgeneesheer. In 1820 werd hij benoemd tot hoogleeraar in de ontleedkunde, natuurkunde van den mensch en heelkunde aan het Athenaeum, en hield op 9 Apr. 1821 eene Oratio de condenda in urbe Amstelodamensi scola clinica in commodum chirurgicorum, eorum praesertim, qui ruri artem facturi sunt (Amst. 1821). Bij de oprichting van de klinische school in 1828 kreeg hij eene aanstelling om ook aan die inrichting dezelfde vakken te onderwijzen. Zijn tijd was geheel bezet door het onderwijs, dat hij gaf, en de praktische uitoefening der geneeskunde, zoodat hem geen gelegenheid overbleef om wetenschappelijke bijdragen te leveren. Een handschrift van Lessen over physiologie van hem bleef bewaard. Hij bezat eene vrij groote boekenverzameling, getuige de Catalogus van boeken enz. (Amst. 1829).
Zie over hem: v. Lennep, Ill. Amst. Athenaei, Memor. 221, 278.
Simon Thomas