[Bosch, Reijer van den]
BOSCH (Reijer van den), zoon van Johannes van den Bosch, predikant te Middelharnis, en van Anna Overgaauw, geboren te Delft 15 Mei 1748, overl. 25 Aug. 1823 te Voorburg; studeerde te Leiden in de Rechten en vestigde zich als advocaat in zijne geboorteplaats. Als patriot komt hij 1787 voor op de Lijst van veertig Vaderlandsche Medeburgeren om daaruit te benoemen een getal van vijfentwintig Personen, als Nationale Geconstitueerden tot de zaak der onderhandelingen te Parijs; daarna was hij een der Geconstitueerden uit het lichaam der burgerij, en werd later tot lid der Regeering te Delft gekozen. Na de omwenteling van 1787 vluchtte hij naar Brussel, waar hij drie jaren bleef, na welken tijd hij te Nijmegen woonde. Die stad in 1795, uit vrees voor een bombardement, verlaten hebbende, begaf hij zich naar Kampen en van daar in 1796 naar Haarlem. Aldaar in 1797 tot lid der Provinciale Staten van Holland gekozen, vestigde hij zich te 's Gravenhage, doch gedurende zijn verblijf aldaar tot lid van de Rekenkamer benoemd, vertrok hij als President van dat lichaam in 1808 naar Utrecht, om het Hof te volgen; telkens herkozen, bekleedde hij die betrekking tot in 1810. Als lid van het Hof van Rekeningen volgde hij tot in 1813 de verplaatsing van het Hof van Utrecht naar Amsterdam, en zette zich in Mei 1814 te Voorburg neder. Hij was gehuwd met Cornelia Maria Kellerman; de eene zoon was Engelbert Batavus (I kol. 437); de andere was Mr. Jan Anthonij Kallenberg van den Bosch, geb. te Nijmegen 1 Nov. 1790, overl. te 's Gravenhage 8 Febr. 1823 als eerste klerk bij de Algemeene Rekenkamer.
Zie Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaer, XI, 203; XV, 110; XVI, 184, 206; XXII, 212; XXXV, 235; XXXIX, 8; XLIV, 307.
Molhuysen