[Bosch, Bernardus de (1)]
BOSCH (Bernardus de) (1), zoon van Jeronimo de B. (2) en Judith Willink, 28 Maart 1709 te Amsterdam geb. en 27 Oct. 1786 in deze stad gestorven. Hij verwierf zich den roem van een keurig dichter, en indien stichtelijke onderwerpen, kiesche behandeling en een wel verpleegd uiterlijk op dichtverdiensten aanspraak geven, dan kan hem deze niet ontzegd worden, ofschoon er in zijn gedichten, die onder den titel Dichtlievende Verlustigingen (1741-1785, 5 dln.) het licht zagen, vele gevonden worden, die meer blijk geven van kunstig overleg dan van oorspronkelijk vernuft en dichterlijke vlucht. De Bosch deelde in het zwak zijner eeuw, die netheid, zuiverheid van taal en zoetvloeiendheid de hoofdzaak in een dichtstuk achtte; waarom hij ook op de eerste twee deelen zijner Dichtlievende Verlustigingen tot in het beuzelachtige toe aanmerkingen en verbeteringen maakte, welke onder den titel: Taal- en Dichtkundige Aanmerkingen, ter verbetering mijner Dichtlievende Verlustigingen, voorkomen in het tweede deel der Werken van de Maatschappij der Nederl. Letterkunde. Behalve de vertalingen der beste Fabelen van Gellert, zijn ook verschillende Psalmen, uitgegeven door het kunstgenootschap: Laus Deo salus populo, van zijne hand, alsmede eenige kerkgezangen, in gebruik bij de Doopsgezinden, tot welk kerkgenootschap de Bosch behoorde. Hij was een vriend en raadgever van jonge dichters, zijn huis een verzamelplaats der beroemdste letterkundigen van zijn tijd.
Zijn geheele leven was aan de dichtkunst gewijd. Het gedicht De Ouderdom voltooide hij zelfs op zijn sterfbed ja, een uur vóór zijn dood sprak hij nog met zijn vriend Henri Jean Roullaud over de uitgave van het vijfde deel zijner gedichten.
Het genre, waarin de Bosch het best slaagde, was de godsdienstige en zedepoëzie, terwijl hij ook