[Bokelaer, Thomas]
BOKELAER (Thomas) (Boickelaer of Beuckelaer) Simonszoon, heer van Alblasserdam, knaap, overl. 1515 was in 1481-89 raad en rentmeester van Zuid-Holland, in 1482 thesaurier van Dordrecht, in 1489 en 90 schepen en burgemeester van 's Heerenwege te Dordrecht, vervolgens werd hij 20 Oct. 1499 tijdelijk schout der stad, van welk ambt hij 27 Juni 1500 weder ontheven werd. Ook bekleedde hij den post van raad en rentmeester der Beden in Holland, terwijl hij in 1512 Raad in den Hove van Holland werd. Den 25. Aug. 1487 stichtte hij een vicarie op het altaar in de kapel van St. Jacob den Meerdere in de Groote kerk te Dordrecht. Zij werd 29 Aug. d.a.v. bevestigd en 14 Sept. door Arent Bokelaer, priester nog vermeerderd. Na den dood van den stichter in 1515 werd zij verdeeld in twee vicariën, waarvan de bloedverwanten, de naasten in den bloede, collatoren zouden zijn. Tot in de 17e eeuw worden van deze stichting collatoren vermeld.
In Juni 1504 sloot hij, benevens de gebroeders Jacob, Floris en Dirk Oem van Wijngaarden een contract met hertog George van Saksen, erf-potestaat van Friesland, om het Bildt, groot 5400 morgen, voor den tijd van elf jaren te bedijken, te ontginnen en te onderhouden, tegen een jaarpacht van vijf goudguldens per 4 morgen, onder voorwaarde, dat bijaldien de pachters na de elf jaren niet genegen waren de pacht voort te zetten, al hun kosten door den hertog zouden terugbetaald worden. Het ging den pachters niet voor den wind, zoodat zij nog twee edelen in hun compagnieschap opnamen, en hertog George hun 16000 goudguldens voorschoot. Na afloop van den pachttermijn werd een nieuwe overeenkomst gesloten voor 10 jaren. Een poging van drie ondernemers: Julius van Botnia, Aart Booth en Maarten Coebel, om na het einde der tien jaar het Bildt van Z.M. Raad te Brussel te onderpachten, met de bedoeling het daarna aan de oude pachters te verhuren, mislukte, en een proces deswege voor het Hof van Fries-