[Bois, Pieter Couwenburg du]
BOIS (Pieter Couwenburg du), zoon van Govert du Bois en Maria Swalme, broeder van Govert (kol. 193), te Kruiningen 5 Nov. 1703 geb., overl. te Leiden 7 Maart 1764; studeerde te Leiden (ingeschr. 14 Oct. 1720) en werd in 1728 predikant te Graft, in 1729 te Maassluis, in 1730 te Deventer en in 1731 te Leiden. In 1748 tot Onderregent van het Staten-Collegie aldaar benoemd, verwisselde hij dien post in 1762 met dien ván Hoogleeraar in de Godgeleerdheid; bij welke gelegenheid hij eene redevoering hield De gloria Dei, in omnibus Ejus operibus, maxime vero in augustissima salutis opere, lucidissime fulgente. Hij is gehuwd geweest met Maria Doom, dochter van Dominicus Doom, burgemeester van Schiedam; uit welk huwelijk vier zoons geboren zijn, van welke bij zijn overlijden nog slechts de jongste, Godefridus Couwenburg du Bois, in leven was.
Zie: Visscher en van Langeraad, Het Prot. Vaderland I, 477.
Molhuysen