Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 4
(1918)–P.J. Blok, P.C. Molhuysen– Auteursrecht onbekend
[pagina 183]
| |
Oct. 1832, gest. te Dieren 2 Sept. 1902. Hij genoot zijn eerste opleiding van zijn vader, kwam in 1849 op de Latijnsche school te Groningen en deed in 1851 zijn staatsexamen. In datzelfde jaar werd hij als student in de rechten ingeschreven aan de Groningsche academie, waar hij 19 Nov. 1856 promoveerde op stellingen. Hij vestigde zich te Groningen als advocaat. In Aug. 1861 trad hij op als lid en secretaris der staatscommissie ter herziening der provinciale reglementen op de administratie der kerkelijke fondsen enz. bij de hervormde gemeenten; in 1866 nam hij zitting in het algemeen college van toezicht op het kerkelijk beheer. Hij was toen reeds tot rechterlijke ambten gekomen: in 1863 werd hij benoemd tot rechter in de rechtbank te Sneek, in 1865 in gelijke functie te Assen; in 1870 werd hij benoemd tot raadsheer in het provinciaal gerechtshof van Drente. Na de opheffing van dat college werd hij in 1876 benoemd tot vice-president van het gerechtshof te Leeuwarden; in 1895 eindelijk werd hij president van dat college; 1 Juni 1899 nam hij zijn ontslag. Zoowel als vice-president en als president had hij zitting in de civiele kamer. Als zoodanig had hij overvloedig de gelegenheid om partij te trekken van zijn juridisch-historische studiën, die zich vooral op kerkrechterlijk gebied bewogen. Reeds in 1860 had hij op dat gebied zijn eersteling gegeven: De geestelijke goederen in de provincie Groningen van de vroegste tijden tot heden (Gron. 1860), dat op dit terrein het nog steeds geraadpleegde standaardwerk is. De geschiedenis van de bovengenoemde staatscommissie heeft hij uitvoerig beschreven in zijn Scheiding van kerk en staat (Gron. 1868). Geen wonder, dat hij meer dan eens zitting had in kerkelijke bestuurscolleges en in 1880 lid was van de staatscommissie ter voorbereiding eener wettelijke regeling der vicariestichtingen. Ook op ander historisch gebied heeft Boeles zeer veel gewerkt en tot stand gebracht; voor het Friesch genootschap en het Friesch museum heeft hij zeer veel gedaan. Aan de geschiedenis van het Noorden van ons land en vooral van Friesland wijdde hij zich onafgebroken. In 1864 gaf hij de biographieën der hoogleeraren achter Jonckbloet's Gedenkboek der Groningsche hoogeschool (Gron. 1864). Een soortgelijk, maar uitgebreider werk gaf hij later in zijn Frieslands hoogeschool en het rijks athenaeum te Franeker (Leeuwarden 1878-89, 2 dln.), dat voor dit onderwerp het op nauwgezette bronnenstudie gegronde standaardwerk is gebleven. Van zijn overige werken verdient vermelding De patriot J.H. Swildens, publicist te Amsterdam, daarna hoogleeraar te Franeker. Zijn arbeid ter volksverlichting geschetst (Leeuwarden 1884), waarin aan Swildens echter wel wat veel eer wordt gegeven, maar dat een belangrijke bijdrage tot de kennis der revolutieperiode blijft. Tegen ingebrachte bezwaren schreef hij De patriot J.H. Swildens gehandhaafd (Leeuw. 1884). Voor het overige heeft Boeles zeer veel studiën geplaatst in de Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde inzonderheid der provincie Groningen en in De Vrije Fries. Zijn laatste publicatie was een bijdrage tot het Costervraagstuk, De uitvinder van de boekdrukkunst te Haarlem (Gron. 1897). Boeles was gehuwd in 1863 te Groningen met Titia Hermina Tonkes, die hem overleefde. Zie: W.J. van Wclderen Rengers in Levensb. Lett., 1903/4, 76 vlg.; G.H. van Borssum Waalkes in De Vrije Fries XX, 51 vlg. (met bibliographie van P.C.J.A. Boeles). Brugmans |
|