hij 25 Aug. 1819 tot doctor in de rechten op een omvangrijk en belangrijk proefschrift, Dissertatio juridica inauguralis de juribus typographorum et bibliopolarum in regno Belgico (L.B. 1819), dat nog altijd waarde heeft; in drie hoofdstukken behandelt hij achtereenvolgens het kopierecht, de vrijheid van drukpers en de boekverkoopersgilden. Hij kwam nu onmiddellijk in de zaak van Luchtmans, waarin hij, in Jan. 1821 meerderjarig geworden, als deelgenoot optrad. Sedert heeft hij deze firma dertig jaar mede bestuurd; in 1852 droeg hij de zaken over aan E.J. Brill en kon hij zich geheel wijden aan zijn wetenschappelijken arbeid. Die arbeid houdt ten nauwste verband met zijn beroep en was in den regel beperkt tot het in ruime mate behulpzaam zijn bij anderer arbeid. Hoewel Bodel een wetenschappelijke opleiding had genoten en ook blijkens zijn proefschrift wel in staat was een uitgebreid materiaal te bewerken, heeft hij toch daarna geen groot wetenschappelijk werk meer ondernomen. Hij werd meer en meer de groote boeken- en prentenkenner, op wiens voorlichting en hulp men nimmer tevergeefs een beroep deed. Daarbij was hij een bekend verzamelaar, die in den loop der jaren een zeer groote collectie kaarten en prenten wist bijeen te brengen, waarmede hij weer zeer velen gaarne van dienst was. Het detail trok ook daardoor zoozeer zijn aandacht, dat hij weinig oog meer had voor het groote verband; daarentegen was hij altijd tot voorlichting en hulp bereid. Zoo maakte hij registers op allerlei bij hem uitgekomen werken b.v. op de Archives de la maison d' Orange van zijn vriend Groen. Zoo heeft hij zeer veel gedaan voor de catalogiseering van de bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde, waarvan hij van 1839 tot 1861 secretaris was.
Bibliographieën heeft hij zeer vele gemaakt, waarvan ook eenige in druk zijn verschenen. Ook gaf hij tallooze kleine bijdragen uit in verschillende tijdschriften over de meest uiteenloopende onderwerpen, in den regel in verband met zijn boeken en prenten. Van zijn groote verzamelingen is zijn groote topographische atlas, honderden deelen en portefeuilles groot, door hem bij testament vermaakt aan de bibliotheek der Leidsche academie; daaraan was nog toegevoegd een collectie van portretten van Leidsche hoogleeraren en eene betreffende de Leidsche academie. Het overige gedeelte van zijn verzamelingen is na zijn dood verkocht.
Bodel huwde 14 Aug. 1822 met Sophia Theodora Tydeman, dochter van H.W. Tydeman [II kol. 1461], die hem 20 Juli 1825 ontviel; hij hertrouwde 19 April 1827 met Cornelia Gerardina Brillenburg, die in Juni 1866 aan de cholera bezweek.
Zie: W.N. du Rieu in Levensb. Lett. 1873, 247 vlg. (met bibliographie); F. Muller in Bijdr. tot de gesch. v.d. Ned. boekhandel I, 174 vlg.; T.L.C. Wijnmalen in Ned. Spect. 1872, 18 vlg.
Brugmans