zienlijke aucties van zijne hand het licht. Naast Nijhoff, Fred. Muller, van Stockum en Kemink verwierf Beyers zich een eerste plaats in den antiquarischen boekhandel hier te lande. Ook als uitgever in zijn naam bekend. Zijn eerste uitgaven gaf hij in vereeniging met A.W. Sijthoff: zoo Vorsterman van Oyen, Het Vorstenhuis Oranje-Nassau (1882); met Mart. Nijhoff o.a.: van Doornincks Bibliotheek van Nederl. Anonymen en Pseudonymen (1870), en met Mart. Nijhoff en D.A. Thieme: Fruins Wetboeken (1882) en Pols' Strafwetten en Grondwet (1884). Voorts met Nijhoff: de Nederl. Bibliographie (1865-87; in laatstgen. jaar voortgezet door C.L. Brinkman). Verder zagen bij Beyers het licht: A.M. Ledeboer, Alphabetische lijst der Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers in Noord-Nederland sedert de uitvinding der boekdrukkunst
(1880); J.C.M. van Riemsdijk, Het Stadsmuziekcollegie te Utrecht 1631-1881. Bijdrage tot de geschiedenis der toonkunst in Nederland (1881); F.N. Sickenga, Geschiedenis der Nederl. belastingen sedert 1810. 2 dln. (1883); A.A. Vorsterman van Oyen, Het Vorstenhuis Waldeck Pyrmont enz. (1879); Wybrands, Het Amsterdamsche Tooneel van 1667-1772 (1873); J. Heemskerk Azn., De praktijk onzer Grondwet, 2 dln. (1881), en verscheiden andere werken van naam, als van d'Auluis de Bourouill, Beets, Fruin, Gallée, Grinwis, van Herwerden, de Louter, Millies, Veth e.a. hoogleeraren. Ook P.H. Ritters Paedagogische en Ethische fragmenten. Voorts verscheiden jaargangen v.d. Utr. Studenten-almanak en van de Jaarboeken der Utrechtsche Universiteit.
In 1886 aangezocht om G.L. Funke als directeur van het Nieuws van den Dag op te volgen, gaf Beyers na lang aarzelen aan die roepstem gehoor. Zoo vestigde hij zich in dit jaar te Amsterdam waar hij, eerst met H. de Veer, later met Dr. P.H. Ritter als hoofdredacteur, met voorbeeldigen ijver zich aan de belangen van genoemd blad wijdde. Ook in deze nieuwe betrekking, die hij 13 jaar vervulde, bleef Beyers zijn liefhebberij in oude boeken, in miniatuur-uitgaven, in mooie banden, zeldzame prenten en pamfletten over vaderlandsche geschiedenis getrouw: hij was een bibliophiel in den vollen zin des woords. ‘In Liefde Bloeiende’ was 't devies in zijn bekend boekdrukkersmerk geschreven, en al wat hij deed getuigde inderdaad van groote liefde voor zijn opgevatte levenstaak.
B. was lid van verscheiden genootschappen en vereenigingen, geruimen tijd ook bestuurslid van de Vereeniging ter bevordering van de belangen des Boekhandels. Hij was geh. met Foekje Piekema (geb. te Deventer 1834 en overl. te Utrecht 1885), die hem twee dochters en één zoon schonk.
Zie: J.G. Robbers in Adresb. Boekh. 1900, 1 (met portr.); idem in Nieuwsbl. Boekh. 1899, 630; Kruseman, Bouwstoffen II, 494, en Joh. H. Been in Weekbl. van Voorne van 31 Dec. 1899.
Zuidema