leerstoel te Leiden te aanvaarden. In het volgende jaar ging hij op reis naar Engeland in het gevolg van François van Aerssen, die met Dirk Bas, oud-burgemeester van Amsterdam, Jhr. H. van Tuyl van Serooskerken en Constantijn Huygens als secretaris in Dec. 1621 in ambassade naar Londen vertrok om de geschillen over Oost-Indië te vereffenen. Dit gezantschap keerde in Febr. 1623 terug. In den loop van dat jaar vinden wij Berkhout als ‘ordinaris edelman’ in het gevolg van den Hertog van Guise wederom in Frankrijk. Na een groote reis door Italië gemaakt te hebben, vestigde hij zich te Siena, waar hij tot consul van de Duitsche natie werd aangesteld. Uit zijn nagelaten papieren blijkt, dat hij gedurende zijn reis op Malta tot Maltheser ridder was geslagen en in 1628 te Rome heeft geduelleerd met een landgenoot Adrianus Vrijburgh. Te Siena schijnt hij niet te hebben kunnen aarden, want eenige jaren later reisde hij met Prins Matthias, broeder van den Hertog van Toskane, naar Weenen, waar hij dienst nam bij het Keizerlijk leger. Zijn militaire loopbaan bracht hem evenwel geen geluk, want toen hij in 1632 als lijfcornet in het regiment ruiters van don Gonzaga voor Neurenberg lag, sneuvelde hij.
Hij testeerde 22 Mrt. 1620 voor not. François Criep te 's Gravenhage, en overl. ongeh. z.k.
Zijn geschilderd portret bij Jhr. Teding van Berkhout, huize Hoenlo bij Deventer.
In het familie-archief berust een verklaring van getuigen omtrent zijn duel en een verklaring van geneesheeren omtrent de ziekte en het overlijden van Adrianus Vrijburgh.
Bronnen: Familie-archief.
Morren