[Berkhout, Pieter Teding van (1)]
BERKHOUT (Pieter Teding van) (1), geb. te Monnikendam 15 Nov. 1643, overl. te Delft 5 Februari 1713, zoon van Paulus T.v.B. (1) en Jacomina van der Vorst (kol. 133), zwager van Lodewijk Huygens, heer v. Zuilichem.
Van zijn jeugd is alleen bekend dat hij in 1658 Spa bezocht. Twee jaren later reisde hij naar Breda als ‘edelman’ in het gevolg van Lodewijk van Nassau, heer van Beverweert, die aan 't hoofd van een aanzienlijke deputatie namens de Staten-Generaal Karel II van Engeland ging verwelkomen. Vandaar vertrok hij in 1660 met François de l'Aubespine, markies de Hauterive, officier in Staatschen dienst en gouverneur van Breda, met wien zijn vader in relatie stond, naar Frankrijk. In het daaropvolgend jaar is hij in Holland terug om zijn studies te voltooien. Nadat hij in 1664 nog een reis naar Frankrijk had gemaakt, vinden wij hem in 1667 wederom te Breda, waarschijnlijk in het gevolg van een der gedeputeerden tot den Vredehandel met Engeland. In 1669 vestigde hij zich te Delft, waar hij 30 Dec. 1674 poorterrecht verkreeg. In zijn woonplaats bekleedde hij achtereenvolgens de navolgende functies: luitenant (Commissie 18 Mei 1671) en kapitein (Commissie 8 Febr. 1673) van het derde ‘quartier schutterie’. (In 1672 trok hij in 't laatst van Juni met zijn compagnie op patent van den Staat naar Goejanverwellensluis, die de Franschen bezet hielden); veertigraad 1675; havenmeester van Delfshaven 1676-78; rekenmeester en achtman over Pijnacker 1679; deken van het bakkersgilde 1679; schepen 1680, 81, 83-86, 88 en 89; commissaris politiek in den kerkeraad 1681 (in die hoedanigheid werd hij afgevaardigd naar Groningen tot bijwoning eener kerkelijke bezending); weesmeester 1682, 93, 94, 1709 en 10; ‘crebbemeester van de Crebbe staande voor de Cloksteeg’ 1684; gecommitteerde ter vergadering van de Staten van Holland als ‘adjoinct ter dachvaert’ 1687, 92 en 1708; burgemeester 1690, 91, 96, 97, 1706, 07, 11 en 12; raad ter
Admiraliteit in Zeeland 1 Mei 1698-1 Mei 1705 (Comm. Staten-Generaal 2 April 1698).
Mr. Pieter T.v.B. werd ten slotte met ingang van 1 Mei 1713 gekozen tot gedeputeerde in het college van den Raad v. State, maar hij overleed alvorens zitting te hebben genomen.
Hij huwde tweemaal: 1o. 13 Aug. 1668 Elisabeth Ruysch, dochter van Mr. Nicolaas Ruysch, raad en pensionaris van Dordrecht en Maria Paets Willems dr., geb. in 1645, overl. te Delft 19 Sept. 1704, en 2o. 4 Dec. 1707 Maria van Bleyswijk (wier portret in het museum te Haarlem), dochter van Evert van Bleyswijk en wede. van den kap. Jan Doublet (huwelijksvoorwaarden 10 Nov. 1707).
Op het huwelijksfeest met zijn eerste vrouw, dat met groote statie werd gevierd, kwam Prins Willem III, ter eere van den vader der bruid, het jonge paar gelukwenschen (Droste, Overblijfsels van Geheugchenis I, 36 en 37). Zijn kinderen uit het 1e. huwelijk zijn: Jacoba, geb. te Delft 6 Apr. 1670, overl. aldaar 29 Aug. 1750, geh. 6 Mrt. 1696 met Mr. Isaac de Lespaul, raad en schepen van Delft, zoon van Jacob Adriaansz. en Maria le Gay; Maria, geb. te Delft 18 Jan. 1672, ongeh. overl. aldaar 15 Oct. 1695; Elisabeth, geb. te Delft 7 Febr. 1673, overl. aldaar 7 Sept. 1707, geh. te Delft 22 Nov. 1706 Mr. Jacob Briel, burgemeester van Brielle, zoon van Paulus Jacobsz. en Elisabet van Beaumont Herberts dr.; Lucretia, geb. te Delft 1 Nov. 1674, ongeh. overl. aldaar 27 Sept. 1695; Paulus (2) (kol. 134); Anna (wier