hij met 42 ordebroeders Lissabon en kwam 30 Apr. te Buenos Aires aan. Vandaar ging de reis over Cordoba en Mendoza, en dan over den rug der Andes naar Santiago. Hij beschreef dien tocht in een langen brief van 29 Jan. 1629 (bewaard in de Kon. Bibl. te Brussel).
Te Santiago vroeg hij zijn oversten om de zwaarste missie en werd gezonden naar het eiland Chiloë en nabijgelegen eilanden tegenover de Chileensche kust. Gedurende 14 jaar werkte hij er onder de Indianen, stichtte nieuwe christelijke gemeenten, leerde de onbeschaafde stammen de gebeden en geloofswaarheden op eenvoudige melodieën zingen en vormde catechisten om de vruchten te bestendigen. Daarna werd hij aangesteld als overste van een nieuw te stichten missie in de provincie Valdivia; door zijn takt en ongewone werkkracht won hij de stammen in den omtrek van Rio Tolten voor het geloof. De beste jaren zijns levens waren verdeeld over de twee missies van Chiloë en Valdivia. Meermalen maakten de Spanjaarden van zijn invloed op de Indianen gebruik om oproerige stammen tot rede te brengen. Zoo o.a. te Concepcion. Daar waren de dienstbare inboorlingen opgestaan, hadden zich in de naburige bergen verschanst en bedreigden de veiligheid der Spanjaarden. Zonder geleide begaf zich v.d.B. naar de opstandelingen en bewoog hen naar de stad terug te keeren.
Tegen het einde van zijn leven ontving hij, zeer tegen zijn wensch, zijn benoeming tot rector en novicenmeester te Valparaiso. Juist in dien tijd werd de stad geteisterd door pest en hongersnood. Behalve zijn huisgenooten verpleegde hij ook de Indianen, die hij opzocht in hun hutten; de stervenden stond hij bij en begroef de dooden. Toen de besmetting in de stad had opgehouden, vroeg hij verlof om naar Coquimbo te gaan, waar ze nog aanhield. Doch onderweg door koortsen aangegrepen, moest hij terugkeeren, en bezweek te Santiago. Zijn apostolische arbeid en uitstekende deugd worden ten zeerste geprezen door den vice-provinciaal van Chili, pater Diego de Rosales in: Carta de edificacion del fervoroso P. Franc. de Vargas, insigne y apostolico misionero. Met dezen brief verzond Rosales een portret van v.d.B. Van dit stuk bestaat ook een latijnsche vertaling. Beide berusten in de Koninkl. Bibl. te Brussel. Een brief van 1640 wordt bewaard in het Jezuïeten-college te Antwerpen.
Zie: Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jésus I, 1330; Studien, Tijdschrift voor godsdienst, wetenschap en letteren LXXXIII (1915), 505-516.
van Miert