[Becanus, Martinus]
BECANUS (Martinus), geb. te Hilvarenbeek 6 Jan. 1563, gest. te Weenen 24 Jan. 1624. Zijn eigenlijke naam zou Schellekens geweest zijn. Hij kwam reeds op zeer jeugdigen leeftijd naar Keulen, voltooide er zijn lagere studiën aan het Jezuïeten-college, behaalde 4 Mrt. 1583 den graad van meester in de philosophie en trad 22 Mrt. van 't zelfde jaar in de orde der Jezuïeten. Van 1590-93 onderwees hij in dezelfde stad de wijsbegeerte, en was gedurende 22 jaar met onverminderden bijval werkzaam als professor der theologie te Würzburg, Mainz en Weenen. Op uitdrukkelijk verlangen van keizer Mathias kwam hij naar Weenen, waar Ferdinand II hem in 1620 tot zijn biechtvader koos. Eenvoudig en bescheiden in zijn optreden, bepaalde hij zich tot zijn wetenschappelijken en geestelijken werkkring, en hield zich buiten alle politiek.
Hij mag onder de voornaamste controversisten van zijn tijd geteld worden en wordt geroemd om zijn bondige klaarheid. Zijn talrijke, vooral polemische schriften zijn grootendeels opgenomen in zijn Opuscula theologica (5 dln. Moguntiae 1610-21). Behalve de 38 daarin verzamelde verhandelingen bestaan er nog andere werken van zijn hand, die talrijke afzonderlijke uitgaven beleefden. Van zijn Analogia V. et N. Testamenti telt Sommervogel, behalve de vertalingen (waaronder 2 nederl.) meer dan 30 uitgaven. De Theologia Scholastica werd ongeveer 20, het Manuale controversiarum hujus temporis 11, het Compendium Manualis controversiarum 35 maal herdrukt. Met zijn Controversia anglicana de potestate regis et pontificis mengde hij zich in den strijd tusschen Bellarminus en Jacob I van Engeland over de eedskwestie, en haalde zich de veroordeeling van de Sorbonne en het Parlement van Parijs op den hals. De correspondentie van Ferdinand en zijn familie met hun biechtvaders Becanus en Lamormaini werd door B. Dudik O.S.B. uitgegeven in Archiv für Oesterr. Geschichte LXIV (1877) 2, 227 ff.
Becanus' portret in rood krijt is gereproduceerd in A. Hamy, Galerie illustrée d.l. Comp. de Jésus I; vgl. id. Essai sur l'iconographie d.l. Comp. de Jésus (Paris 1875). 6.
Zie: Hartzheim, Bibliotheca Coloniensis, 233; Hurter, Nomenclator literarius3 III, 720; Sommervogel, Biblioth. d.l. Comp. de Jesus I, 1088-1111; Kirchenlexikon2 i.v.; Sotuellus, Bibliotheca scriptorum Soc. Jesu (Romae 1676), 583.
van Miert