[Baersdorp, Cornelis van]
BAERSDORP (Cornelis van), Barsdorpius, waarschijnlijk ± 1484 geb. te Brugge, aldaar overl. 24 Nov. 1565, oudste zoon van Jan of Johan v.B. (te Brugge overl. in 1488) en Catharina Maria van Maelstede, was verwant met het geslacht van Borselen, uit Zuid-Beveland afkomstig. Hij schijnt onder Du Bois in Parijs en daarna in Italië de medicijnen bestudeerd te hebben, doch het blijkt niet, waar hij gepromoveerd is. Na zijn terugkeer in zijne geboortestad kreeg hij daar weldra een zeer goeden naam door zijne praktijk niet alleen, maar ook door het in 1538 uitgegeven werk: Methodus universae artis medici formulis expressa ex Galeni traditionibus .. in quinque partes dissecta.
Een en ander. benevens zijne aanzienlijke afkomst, zal hebben bijgedragen tot zijne spoedig gevolgde benoeming tot de waardigheden van kamerheer en lijfarts van Karel V, dien hij op zijn tochten, in oorlog- en in vredestijd, gewoonlijk volgde. veel moet v.B. te lijden hebben gehad van het lastige humeur van den door jicht en andere kwalen getroffen keizer, tegen wiens gulzigheid hij optrad, veel ook van de jaloezie en kwaadwilligheid van andere hofartsen, in het algemeen van de hovelingen en de Spanjaarden, gelijk blijkt uit briefwisseling met, doch vooral over hem, van machtige personen als Lodewijk van Vlaanderen, heer v. Praet, den kundigen dokter Vesalius en vooral den invloedrijken Willem van Male (Malinaeus), die zich hem zeer welgezind betoonden en hem hoogachtten, hem ‘virum et aequitate et rerum omnium amplitudine multo dignissimum’. Toch deed v.B., den adviezen van talrijke, aan het hof ‘werkzame’ medici ten spijt, voor den keizer, wat hij kon, daarbij vooral werk makend van diens voornaamste kwaal, de gewrichtsrheumatiek, waarover hij een studie uitgaf onder den titel Consilium de arthritidis praeservatione et curatione, opgenomen in de verzameling van den Brusselschen arts Henri Garet en in 1592 te Frankfort gedrukt. Voor andere uitgaven schijnt hij geen gelegenheid meer gehad te hebben aan het hof van Karel V, waar hem de vorstelijke familie, vooral ook 's keizers zusters, Eleonora en Maria, en op den duur ook deze zelf ruimschoots van waardeering deden blijken. Zoo ontving hij den titel en het ambt van geneesheer bij genoemde vorstinnen (en na Eleonora's vroeg gevolgden dood (18 Febr. 1558) bij Maria alleen) na het vertrek van Karel V naar Spanje. Deze vorst vaardigde in hetzelfde jaar (1556) van uit Brussel
een charter uit even merkwaardig als (blijkens welwillende mededeeling van Dr. Daniëls te Amsterdam) zeldzaam, waarbij heer Cornelis, behalve vele andere voorrechten, onder bevestiging van de oude adelsbrieven der familie, de titel geschonken werd van ‘Comes Palatinus Imperialis Consistorii’, alles uit dankbaarheid voor de verdiensten van hem, den ‘unicus author et conservator’ van 's keizers gezondheid.
Ook 's ridders broeder, Willem, knap raadsman in de hoven van Holland en Zeeland en rechtsgeleerde van naam, benevens diens zoon, als zijn oom, aan Karels hof vertoevende, worden mede verheven in het aangehaalde, door Karel zelf en Granvelle onderteekende en bij de Meyer uitgegeven stuk.