[Ancher, Aloysius Johannes Maria Brouwer]
ANCHER (Aloysius Johannes Maria Brouwer) kleinzoon van den volgende, werd te Amsterdam geboren 6 Maart 1856. Hij was de zoon van Jan B.A. Jr. en C. Weeningh, bezocht het gymnasium, was student te Amsterdam en te Utrecht, doch gaf in 1882 zijn studieplannen op. Reeds ongeveer dien tijd schreef hij opstellen over Noorsche mythologie onder den naam Ankura, die in Gouverneurs Huisvriend, Nederland en in andere tijdschriften een plaats en belangstellende lezers vonden. In de jaren 1885 en 1886 was hij werkzaam aan de redactie van de Amsterdammer, Dagblad van Nederland, het orgaan van de radicale partij in dien tijd. Als volontair op het gemeente-archief in 1891 toegelaten, werd hij daar het volgend jaar tot tijdelijk ambtenaar en in 1898 tot commies benoemd. Van zijn historische publicaties mag in de eerste plaats worden genoemd een uit de stedelijke keuren bewerkt, doch overigens populair geschrift over de Bedrijfsgilden in A., dat in 1895 bij Loman in den Haag het licht zag en wel de aandacht trok. Onder zijn latere geschriften verdient inzonderheid vermelding dat over de ‘oude klokken en hun gieters’ in Oud Holland van 1898. Hij deed persoonlijk onderzoek naar den staat en de opschriften der stadsklokken en gaf menige aanvulling en verbetering op wat dr. Scheltema in vroeger tijd over dit onderwerp had medegedeeld. Voor het in 1897 opnieuw verschenen Jaarboekje onder redactie van E.W. Moes was B.A. een geregeld medewerker. Behalve genoemd stuk over de klokkengieters bevat Oud Holland nog menig ander stuk van zijn pen. Ook het Tijdschrift van geschiedenis en Eigen Haard publiceerden vruchten van zijn historisch onderzoek. De
Gids van Januari 1900 gaf zijn verhandeling over de ‘Pest en hare bestrijding in vroeger eeuwen’. Het was zijn laatste werk. Zijn leven was voor elkeen, die zijn werk en niet minder zijn rustigen en vriendelijken persoon waardeerde, te vroeg geëindigd. Nog slechts 44 jaren oud, stierf hij in het laatst van December 1900 aan de slepende kwaal, die zich reeds aan het eind van den zomer openbaarde en hem sedert September aan allen arbeid had onttrokken.
Zie levensbericht in de Levensber. Letterk. 1900-1901 en het daar gegeven lijstje van B.A.'s. verhandelingen.
Veder